Heb je dit ook al eens meegemaakt?
’t Is ochtend en je zit op de rand jouw bed en je trekt een paar sokken aan. Het valt op dat jouw rechter grote teen behoorlijk zichtbaar blijft. De stof is uiterst dun geworden en vandaag zou die teen vrij spel kunnen krijgen.
Enkele dagen geleden overkwam het me terug. Ik dacht erover na en stelde me enkele vragen… ‘die sokken zijn toch nog niet zo oud?’ en ‘enkel die ene teen?… terwijl mijn voormalige atletiekvoetjes zo keurig verzorgd zijn’. ‘Chinese makelij, zeker?’.
Die sokken waren dus nog ver van versleten en ik zei in mezelf ‘we gaan ze zaterdag aantrekken als ik in de tuin werk, maar vandaag… neen’.
Ik trok die sokken terug uit en stak ze opnieuw in de lade maar dan diep onderaan want ze moeten de volgende dag niet direct grijpbaar zijn.
Ik stond er even bij stil en er blijkt een diepere oorzaak te zijn die me deed beslissen om mijn sokken terug uit te trekken. Het zijn situaties die door mijn hoofd waren geflitst en die situaties wilde ik vermijden:
- Vandaag zou ik mogelijk bij een Japannees moeten langsgaan en die vraagt mij om mijn schoenen aan de voordeur te laten staan. Die Japannees zou naderhand met een bedenkelijke blik naar mijn voeten kunnen kijken.
- Stel je voor dat straks, net voordat ik mijn kantoor binnenstap, er een wolkbreuk is. Mijn schoenen komen dan helemaal vol water te staan en mijn deels versleten sokken moeten dan drogen op de radiator bij de koffiemachine. Mijn collega’s zien dan mijn sokken…
- Ik stap in de loop van de dag over een zebrapad en ik zie een mooie dame. Zij glimlacht naar me en ik verlies de boordsteen van het voetpad uit het oog. Ik val. De mooie dame snelt naar me toe, ziet mijn voet zwellen en ze trekt mijn schoen uit. Intussen is die rechter teen door het resterende weefsel van mijn sok geraakt. Misschien trekt ze later, als ze naar me kijkt, nooit meer de hoeken van haar mond omhoog maar enkel nog haar neus omhoog.
Je wilt het alle drie niet meemaken, maar je weet ook dat deze scenario’s zich quasi onmogelijk zullen voordoen.
Zo ken ik in de streek geen enkele Japannees en ze voorspellen vandaag enkel zonnig weer. Die mooie dame heb ik wel al op het oog maar daar is geen zebrapad dat aansluit op een stoeprand.
Hoe dan ook, vandaag dragen we deze sokken niet. Ik haal nog liever mijn sokken van gisteren uit de wasmand.
Maar ook zaterdag bij het tuinwerk draag ik die sokken niet.
Stel je voor dat de buurvrouw langskomt en ik binnen koffie zou meedrinken en Griet zegt “eerst jouw botten uitdoen voor je binnenkomt”.
Ook dat zal niet gebeuren. ’t Is altijd Guy, haar man, die komt om te babbelen over de Formule 1 en die drinkt buiten meestal met mij een pintje.
Nu doe ik graag eens aan zelfanalyse… en ik vroeg me dus af of ik door die sokken een angststoornis op het spoor ben.
De Nederlandse website de psycholoog gaf me een overzicht van de soorten angststoornissen.
Het was even schrikken toen ik merkte dat ik een match heb met vier angststoornissen:
De angststoornis waarbij ik bang ben dat ik belachelijk zal overkomen met een gat in mijn sok, noemen ze een sociale angststoornis. Dit zou bij 9,3% van de Nederlandse bevolking voorkomen.
Doordat het te maken heeft met mijn sokken is het een specifieke fobie. Een specifieke fobie, zoals vliegangst, claustrofobie, angst voor dieren e.d.m. komt bij 10% van de Nederlanders voor.
Ik heb blijkbaar ook een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) omdat ik me zorgen maak over simpele dagelijkse bezigheden met mogelijk toekomstige gevolgen. Daarmee behoor ik tot 2,3% van onze noorderburen.
Daarenboven zou ik nog een obsessieve-compulsieve stoornis hebben omdat het over een alledaags onbenullig probleem gaat. M.a.w. omdat ik die sokken, telkens als ze opduiken, terug in de lade stop, heb ik nóg een probleem, terwijl ik eigenlijk mijn ecologische voetafdruk klein wil houden, Ik ben terug bij 2,3% van de Hollandse probleemgevallen.
Dus in dat ene ventje, ik, hebben we een combinatie van een ‘specifieke’ ‘sociale’ en ook ‘gegeneraliseerde’, ‘obsessieve-compulsieve’ stoornis. Waaaauuuuww. Allemaal omdat ik die sokken niet meer draag.
De stoornissen waarvan slechts 2,3% Nederlanders last hebben, laat ik achterwege. Beter om ons te concentreren op de angststoornissen die meer voorkomen: ‘specifiek’ en ‘sociaal’.
In mijn geval kan ik die twee soorten samenbrengen tot één. Ik noem het een ‘soksiale’ angststoornis.
Ik denk dat ik met mijn ‘soksiaal’ probleem nog in een groepje zit met een percentage dat we kennen van Alberto Contador: cero, cero, cero, cero, cero, cero, cero, cero, cinco.
Ik denk dat ik met dat percentage geen therapeutische behandeling nodig heb, maar ik zal die sokken toch niet meer dragen.
