De Kamer voor Minnelijke Schikkingen

Ik volgde een cursus minnelijke schikking en wil mijn opgedane kennis toetsen aan een situatie die echt zou kunnen zijn geweest.

De spanning is al een tijdje te snijden op ons pleintje waarop ik vanuit mijn living uitkijk. Louise woont links van me in het straatje dat op het pleintje uitkomt. Gaston is mijn rechterbuurman.

Louise en Gaston, 2 augustus 2008.

Louise en Gaston zeggen elkaar geen goede dag meer. Ze mijden elkaar zoveel mogelijk.

Roger, de zoon van Gaston, die in het straatje recht tegenover Louise woont, is de man met raad voor zijn vader. Hij vindt dat Gerdi moet weten dat er wat scheelt. Na maanden van spanningen en twisten komt Roger me vragen of ik eens met beiden wil praten en eens bemiddelen.

Roger vertelt me dat het probleem zich vermoedelijk situeert in de kaartersclub van Okra. Louise en Gaston manillen aan hetzelfde tafeltje en beiden kunnen dit seizoen clubkampioen worden. Hij kent de juiste reden niet, maar vermoedt dat één van de twee vals speelt.

“Gerdieten, gie kunt da”, “je ziet gie nog ne rappen, regelt dat ne keer”, smeekt Roger.

’t Is donderdagavond en ik schrijf vlug een A4-tje als uitnodiging voor komende zondagvoormiddag om 10u. Mijn briefje is voor de tachtigers geschreven met grote letters en in begrijpelijk West-Vlaams.

Bij Gaston geraakt het briefje moeilijk in de brievenbus, want de streekkrant zit er nog in. Door de streekkrant niet uit de bus te halen protesteert Gaston tot de volgende week omdat hij geen reclame wenst: “Het klevertje is toch duidelijk: geen reclame!”. Feitelijk haalt hij die krant er ’s anderdaags wél uit omdat hij anders onzeker is of hij anders wel het duivengazetje zou ontvangen. Maar vóór de streekkrantbedeling op vrijdag komt. steekt hij de vorige gazet terug.

Ik probeer de zaterdagavond nog eens na te denken over mijn buren. Niet te veel, want ik wil de situatie bekijken met een open vizier. Geen ingenomenheid ten opzichte van mijn lieve buren.

Gaston is competitief ingesteld. Hij speelt met duiven. Ik weet dat hij niet zo goed kan kaarten, maar hij wil ook eens Okra-kaartkampioen zijn.

Louise is minder gedreven en ze tolereert een foutje. Ze heeft ook zo’n klevertje op de brievenbus waarmee ze te kennen geeft aan de krantenbedeler dat ze geen reclame wil. Louise lost echter het probleem op haar manier op. Ze steekt haar kachel aan met de streekkrant.

Klokslag 10 horen we simultaan onze deurbel in de keuken. Ze zijn beiden stipt.

Ik probeer de weg wat voor te bereiden en help hen de twee trapjes op aan mijn voordeur.

Mijn living is de kamer voor de minnelijke schikking. “Ga junder moa gemakkelijk zetten aan tafel, elk aan ne kant”, zeg ik terwijl ik me aan de kop van de livingtafel zet.

Ik voeg er nog aan toe: “Als de zon in junder ogen zit, moet je maar ne stoel opschuiven.” Eigenlijk is dat zever, want de zon zit om 10u nog maar aan mijn voordeur, maar ik wil gewoon tonen dat ik de fijne dingetjes van de cursus begrijp, zoals dat het licht in de kamer belangrijk is. Dat even terzijde.

Ik speel even schoolmeester en bepaal enkele spelregels. Ze weten van mij dat ik geen onbeperkte tijd heb en wil afsluiten om 12u.

Ik laat Gaston eerst zijn verhaal brengen. Ik ben immers tegen positieve discriminatie en wil niet dat men denkt dat ik vrouwen bevoordeel.

Met mijn handen vorm ik een dakje. Door een andere cursus weet ik dat ik dan de indruk geef dat ik aandachtig luister.

“Als ik trakteer, drinkt Louise altijd paters van 12°.” “Ik heb dan altijd een duurdere rekening op het einde van de kaartnamiddag”, zegt Gaston met een toch behoorlijk forse stem voor een tachtiger. “En met mijn pensioentje is dat niet simpel.”

Ik herken de emoties bij z’n laatste zin.

Dan is het aan de beurt van Louise: “Waarom zou ik niet mogen kiezen wat ik drink?” “Ik ben een vrij mens.” “Van mij mogen ze ook toch drinken wat ze willen.” Ze zegt nog: “Ik cijfer daar zo niet naar.”

Gaston voelt zich aangevallen.

“Ik ben toch geen gangster… en één van West-Vleteren zou nog duurder zijn. En moest je dat drinken op de platse in Koekelare, je gaat nogal een beetje meer betalen”, gaat Louise verder.

De sfeer slaat om als Louise zegt: “Over wat zeur jij eigenlijk?”

Ik zeg: “Een momentje.”

“We gaan dat onderwerp even parkeren.”

“Parkeren?”… Simultaan kijken Gaston en Louise naar buiten naar het pleintje. “Parkeert daar nu een wagen? De kinesist komt toch niet op zondagvoormiddag”, zegt Louise.

Louise draait haar hoofd terug naar mij en zegt: “En als dat hier zo is, moe ’k niets meer hebben om te drinken.” “En weet je wat… ’k ga niet meer gaan kaarten.” “Were naar huys gaek… Godverdomme.”

Griet waant zich simultaan een basketbalcoach en stuurt aan op een time-out. Ja, dat vergat ik nog te zeggen: ik stelde Griet aan als observator. Ze mocht subtiel tussenkomen.

Ik heb chance, want de Getuigen van Jehova bellen net aan. Ik stap naar de voordeur en zeg terwijl: “Denk eens na of de drankrekening de enige reden is voor het probleem.” Ondertussen konden ze ook wat stoom aflaten.

Ik geef de Getuigen iets méér tijd voor hun praatje, voor ik ze vriendelijk verzoek om het af te trappen.

Ik zet me terug aan tafel en zeg: “Is er hier niet iets meer aan de hand?”

Doelbewust vraag ik Louise niet “waarom” ze een trappist vraagt, maar formuleer ik mijn vraag als volgt: “Is het drinken van een trappist belangrijk voor jou?”

Louise zegt me: “Met een pater neemt mijn nervositeit af tijdens het kaarten en ’t is er één van 8° en niet van 12 graden.” Ze vult zonder naar adem te happen aan met: “Als ik laat in de namiddag koffie drink, krijg ik maagzuur.” “En als ik witte wijn drink, krijg ik ’s nachts krampen in mijn kuiten.”

Ik zeg: “Ja, dat weet ik van jou,” en vul met een te snel tempo aan: “Alcohol werkt vocht afdrijvend en dan heb je tekort aan magnesium of kalium. Dat zijn de klassieke oorzaken van spierkrampen. En witte wijn bevat vaak meer sulfieten dan rode wijn en sommige mensen reageren daar gevoelig op. Witte wijn is doorgaans ook zuurder dan rode wijn. Bij sommige mensen verhoogt dat de prikkelbaarheid van de spieren…”

Ik besef ineens dat ik een beginnersfout maak. Ik moet Louise niet bevestigen. En ik meen dat ik beter wat trager spreek om de opwinding bij Gaston niet op te drijven. Hopelijk zorgt de lage toon van mijn zondagochtendstem voor wat compensatie.

Ik sus mezelf, want Gaston weet nu tenminste dat Louise niet als een profiteurke kiest voor een trappist.

Gaston wil het woord…

“Witte wijn? Mijn voeten… Ze boft altijd met haar Picon vin blanc… da’s ook met witte wijn en dan spreekt ze niet van krampen. En trouwens, Louise is van geboorte uit Normandië en daar drinken ze calvados en geen picon. Ik heb jaren het bietenseizoen in Livry-Louvercy gedaan, dáár drinken ze picon. Ík, verdomme, ík kan het weten! Ze kent niets van picon.”

Louise reageert…“Maar jouw duiven schijten altijd op mijn dak.”

Ze vult aan met: “En ook op jouw dak, Gerdi. Gij zijt er ook niet blij mee.”

Ik laat niet toe dat Louise sympathie losweekt bij mij.

Ik overweeg een caucus in onze keuken. Maar ik doe het niet, want in onze living zou je kunnen horen wat we in de keuken zeggen. En dat Franstaligen graag een caucus doen kan goed zijn, maar Louise is een Française en geen Waal.

Ik kom tussen en schrijf de woorden picon en duiven op de flipchart…

“Dat gaan we beter eerst oplossen,” zeg ik… en “Wat is volgens jullie prioritair?”

“De duiven,” zegt Louise!

“Voor mij ook de duiven,” zegt Gaston!

Ik identificeer de belangen.

Ik voel een compatibiliteit en laat hen aan het woord.

Gaston: “Ik kan niet verdragen dat ze de streekkrant gaat opbranden als mijn duiven trainen. Die beestjes moeten vliegen in zuivere lucht.”

Gerdi: “Wat is volgens jou de oplossing?”

Gaston: “Ze moet de streekkrant opbranden op donderdag, vrijdag of zaterdag, als mijn duiven op weg zijn naar Arras, Dourdan of Barcelona. Dan hebben ze geen last van de vuile rook.”

Gerdi tegen Louise: “Heb je daar problemen mee?”

Louise: “Nee, ik wil de kranten opbranden op vrijdagvoormiddag. In de namiddag komt de poetshulp en dan kan ze dat stof ervan mee opvegen.”

Gaston en ik fleuren op.

Maar ik weet ook van een ‘spook’-situatie…

Roger heeft een vliegenraam aan de kant van het straatje. Hij kan horen en zien wat Louise zegt en doet. Als Louise het voornemen heeft om kranten te branden, gaat Raymonde, de vrouw van Roger, meteen naar haar schoonvader… en zegt: “Laat de duiven nu maar vliegen. Het zal straks regenen.”

Gaston weet van toeten noch van blazen.

Hij beseft dat hij op stang is gejaagd voor iets dat kon vermeden worden.

Gaston is beschaamd.

“Gaston, kan jij met iets compenseren?” vraag ik nog.

Gaston: “Ze mag ook mijn streekkrant opbranden.”

Louise glundert.

En nu stel ik voor om het probleem van de drankrekening van de Okra-kaartnamiddag op te lossen. Ik minimaliseer niet en zeg niet “drankrekeningske” want dit is het hoofdprobleem!

We brainstormen, ik gebruik de flipchart:

  • “Ik schrikkel een traktaat, ne pater is 33 cc en ik kan toch zo vlug niet drinken,” zegt Louise.
  • “Misschien kunnen we het rekeningske delen,” zegt Gaston.
  • Louise zegt nog: “We gaan nog een zakje chips vragen, voor ons samen.”

Ik meen dat de drie voorstellen kunnen gecombineerd worden. Ze vormen samen een goede oplossing.

Ik herhaal wat we zijn overeengekomen.

Louise en Gaston zijn gelukkig.

Griet vraagt: “Ga je nog wat drinken?”

Louise zegt: “Als er nog zo’n West-Vleteren is, da misschien.”

“Heb je nog van die picon staan, zoals van de laatste keer?”, vraagt Gaston.

“Ja ja, Gaston, de fles was nog niet uit.”

Gepubliceerd door Gerdi Staelens

Owner of @Winking. Print&Share, Followin' and Winkin' 9 as favorite products. Evangelist of @LangeMaxMuseum.

Plaats een reactie