Working in the coal mine – deel 2

Wat eind 1991 niet lukte, zou nu lukken. Geen enkele douanier zou me nog tegenhouden.
Polen, here I come.
Het zou een reis worden vol verrassingen.

Het was februari 1992 toen ik terug naar Polen trok. Deze keer mocht ik meerijden in de rode BMW van Hervé. We hadden beiden nog wat afregelwerk te doen in Brzeszcze. Hervé de steenkoolwasmachine, ik de densiteitsmeter. (zie krantenartikel)

We hadden een rit van zo’n 1400 km voor de boeg. Hervé reed tot net over de Duitse grens. Dan nam ik het stuur over voor de volle nacht tot de eerste parking in Polen. De passage bij de grensovergang Forst-Olszyna, waar ik eerder een nare ervaring had, was dus voor mijn rekening. Ook al zou de douanier een teken geven om door te rijden, ik was steevast van plan om er te stoppen en een stempel te vragen. Maar of ik het op het moment zelf had gedurfd zal ik nooit weten, want de douanier deed me sowieso stoppen. Ik kreeg mijn nieuw paspoort goedknikkend terug, maar ik vroeg toch naar een stempel en die kreeg ik. De stempel werd mijn leven lang het meest memorabele souvenir van een grensovergang.

Op de eerste parking vulde Hervé de brandstoftank met een bidon mazout die hij mee had. De bidon bleef in de koffer staan. Hij stak in de bidon een darmpje en zoog eraan tot hij net de slechte smaak van mazout kon vermijden, waarna het overhevelen van de brandstof begon.

Bijtanken op een parking in Polen. Februari 1992.

Hervé had tijdens de nacht kunnen slapen en zou nu de laatste 400 km rijden.

Ik weet nog goed dat het vanaf de Poolse grens begon te sneeuwen. De wegen waren glad en op de vierbaansweg waren de twee richtingen nog niet door vangrails gescheiden. Tot onze verwondering haalden de Poolse wagens ons op het besneeuwde wegdek roekeloos in. Iets verder zagen we ze terug, maar dan in de sloot.

Om fris en attent te blijven speelde we muziek op een behoorlijk hoog volume. Slapen zat er voor mij niet in.
De BMW was uitgerust met een radio cd-speler, maar blijkbaar hadden we slechts één compact disk mee. Die speelden we steeds weer, want de muziek op de Poolse radio was niet wat wij wilden horen. Het album was Brother in Arms van Dire Straits. De eerste track, So Far Away, was heel toepasselijk voor de grote afstand tot onze vrouwtjes. We zongen telkens het lied luidkeels mee: “Here I am again in this mean old town. And you’re so far away from me…“.

In Brzeszcze brachten we eerst een bezoekje aan Arc, de plaatselijke contactpersoon. In zijn woonkamer stond de TV op en verrassend grappig was dat in de film elke personage – man, vrouw, kind, kleuter… – met dezelfde Poolse voice-over stem sprak. Ik mompelde naar Hervé “Wat gaan we hier nog allemaal meemaken?”.

Arc en Hervé.

Arc verwelkomde ons met een glaasje Wodka.
Ik leerde intussen mijn eerste woordjes Pools. Dziękuję voor dank u, Proszę voor aub. Het lukte me aardig.
De Pool vulde de glaasjes een tweede keer en drukte het metalen dopje in elkaar. Hervé zag mijn verbaasde ogen en zei: “Gerdi, die fles moet dus leeg”.
Combineer vermoeidheid met zo’n verraderlijke alcohol en ik garandeer je snel een draaierig gevoel.

Op naar de volgende verrassing: ons hotel. Daarvoor moesten we richting het plaatselijk voetbalstadion van KS Górnik Brzesscze rijden. We stapten tot op de grasmat, namen daar de trappen van de tribune tot boven en daar was onze kamer. Bij ons verwacht je daar een loge…
Daar protesteerde mijn maag uitbundig! 

Het voetbalstadium van KS Górnik Brzesscze. ‘Górnik’ is in het Nederlands ‘mijnwerker’.
De clubgeschiedenis gaat terug tot 1922, aldus https://gornik-brzeszcze.futbolowo.pl/historia-klubu-1.
Ons kamertje in het voetbalstadion van KS Górnik Brzesscze.

De steenkoolwasmachine was al in werking en Hervé had ook al de densiteitsmeter geplaatst. We vernamen tijdens onze eerste werkdag dat ons geautomatiseerd vulsysteem van de meter al na enige dagen niet meer had gefunctioneerd. De elektrische ventielen die de modderslurry in een cilinder moest brengen, verstopten steeds weer. De Polen hadden er niets beter op gevonden dan onze meetsysteem manueel te vullen. En om te weten of de meter vol was, werd een gewicht in de cilinder gelaten met daaraan een koord en een plastieken bleekwaterfles, die werkte als een vlotter. Aan de buitenkant van de cilinder zagen ze dan een knoopje in de koord op en neer gaan. Ze noemden het “System Rusky”, dat werkte altijd…

Zicht uit op de mijnsite van Brzesscze in 1992.

Het ontbijt en de pauzes tijdens de werkdag namen we in de kantine. We konden er een herbata motoreck krijgen. Een thee met een ‘motortje’, dat laatste was een, jawel… een wodka.
Ik had mijn les geleerd en opteerde voor een kawa. Je kreeg dan een glazen kop waarin je de koffiebrokjes zag rondzweven, net zoals bij zo’n wintertafereeltje in een plastieken halfrond bolletje met water dat men omdraait en waarna de sneeuwvlokjes minutenlang neerdwarrelen.
De koffie had daarbij ook nog een dikke schuimkraag waarop je een klontje suiker kon leggen. Pas na een minuut was het ‘ploens’ en zakte suikertje tot de bodem van de tas.

Hervé geniet van een heerlijke maaltijd. Let op de stevige koffie.

Ook het middagmaal was in de kantine. Tot mijn verstomming liep Hervé meteen de keuken in en ik moest volgen. Omdat we niet begrepen wat de dagschotel was en we al genoeg verrassingen hadden meegemaakt, gingen we eerst in de keuken om te proeven. We noemden de kokkin ‘mama-moemoescha’, een lieve dame waarvan ik me haar hoedje zal blijven onthouden.

Proeven van de dagschotel in de kantine van de mijnsite.
Samen met ‘mama moemoesha’ aan het fornuis.

Het avondeten nam we in een restaurantje dat net als het voetbalstadion verbonden was aan de koolmijn. Op een avond was er in dat restaurantje een huwelijksfeest. Dan kregen Hervé en ik niet meer de mooie stoelen maar een paar stoelen die waarschijnlijk louter in noodgevallen werden gebruikt. In mijn stoel zat er een nageltje niet diep genoeg en ik trok een scheur in mijn broek. De Polen waren chique uitgedost, maar ik liep met een deel van mijn achterwerk bloot.

Het restaurantje waar we ’s avonds vaak verbleven.
Binnenzicht in het restaurantje met de betere stoelen.

Door het huwelijksfeest kregen we minder vlot ons eten dan anders. We vonden een vierkante blikken doos vol met koekjes. Daarmee konden we onze honger stillen. Mogelijk hadden niet alle genodigden koekjes bij hun koffie.

Bij ons vertrek terug naar België had Arc nog een laatste verrassing voor me, een corrigerende taaltip.
Ik moest voor Proszę, het Poolse woord voor aub, de eind-e uitspreken als een doffe ‘e’ en niet met een i-klank zoals ik heel de week het woord had gezegd.
Ik dacht dat ik heel beleefd was telkens ik iemand iets gaf, maar in werkelijk zei ik tegen iedereen telkens prosię of in het Nederlands ‘varkentje’.

Beluister het kleine verschil tussen ‘aub’ en ‘biggetje’.

Gepubliceerd door Gerdi Staelens

Owner of @Winking. Print&Share, Followin' and Winkin' 9 as favorite products. Evangelist of @LangeMaxMuseum.

Eén opmerking over 'Working in the coal mine – deel 2'

Geef een reactie op desmetstefaan5 Reactie annuleren