15/07/2021
Ik zat in De Mast in Torhout op een ontsmet stoeltje in de blauwe rij. Achter de panelen, waarmee in betere tijden beursstanden worden gebouwd, zou ik mijn tweede Astra Zenica spuitje krijgen.
Het duurde niet lang of ik hoorde een dame me zeggen “kom maar binnen meneer” en “zet u maar”. Door de plexiplaat zag ik nu een slanke dame zitten, die aan de hand van mijn identiteitskaart meteen al meer wist van mij dan ik van haar.
Ik brak het ijs met “Jullie doen hier mooi werk, mevrouw”. De dame rolde haar stoel die voorzien was van zes wieltjes naar achter en zei “weet je meneer dat ik dit als vrijwilliger al vijf maanden doe? En… ik doe het graag”.
“Chapeau!”, “knap van u mevrouw” en ik vulde aan “ik werk in het Lange Max Museum ook met veel vrijwilligers samen en ik heb met hen de grootste voldoening”.
Er kwam een glimlach op het gezicht, “Meneer, hier is dat ook zo. We werken allemaal bijzonder goed samen en het is hier leuk” zei ze.
Het klikte precies. Ik probeerde haar naam op de opgespelde badge te lezen, maar dat lukte me niet zo goed.
Ik: “maar mevrouw, uw naamkaartje hangt omgekeerd.
Nu nam ze haar piepklein kleurrijk leesbrilletje af en zette het op haar kort geknipt kapsel en leunde achterover op haar bureaustoel. “Ik ga het je eens vertellen waarom ik dat kaartje omgekeerd in dat houdertje steek” en terstond boog ze zich weer naar voor. Ik dacht wooouuuups wat kom ik hier tegen…? Ik voelde dat ik in een onderdanige luisterpositie terecht kwam. Ik poogde nog even tussen te komen en vroeg “is jouw naam Rita?”. Ze reageerde met een licht gegiechel en legde haar hand op de badge.
Ze keek op haar computerscherm en ik hoorde “mag ik Gerdi zeggen?”. Ik: “Ja, natuurlijk”.
“Gerdi, ik heb nog gewerkt in een gevangenis om gedetineerden terug te integreren in de maatschappij. Weet je ik had toen zooooo’n kop haar” terwijl ze haar handen een 70cm uit elkaar hield. “Wacht ‘k ga je het eens tonen” en ze nam haar smartphone en toonde me een foto van veel jaren terug. De krullenbol van Sihame El Kaouakibi kan er niet aantippen, dacht ik.
“Ik werkte heel nauw met zware criminelen. Heb je nog gehoord van C.D.?”. Ik “jawel nog van gehoord op de radio”.
“Wel, met zo’n kerels heb ik gewerkt en mijn oversten adviseerden mij dat ik als mooie vrouw beter mijn naam niet kenbaar maakte of anders beter mijn badge omgekeerd hang. Ze hebben ooit nog eens een week mijn woning moeten bewaken”.
Het was een beetje gênant om bij het beluisteren van het verhaal haar naam op haar borst verder te proberen te lezen.
” ’t Is Rite” zei ik ineens fier!
“Ja, ’t komt van Marguerite” zei ze, waarbij ze haar voornaam uitsprak met lange klanken.
“En wat doe jij van werk?” vroeg ze nu.
Ik hield het beknopt, want ik wilde het geduld van de mensen die na mij kwamen niet op de proefstellen.
Nu volgenden de vragen waarvoor ik bij Rite moest zijn. Dat nam minder tijd.
Rite volgde niet het strakke tijdschema van de organisatie. Ze genoot duidelijk van de babbel en dat was haar prioriteit. Gelukkig was het kalm in De Mast.
Nu mocht ik van Rite opstaan en verder stappen. Ik bedankte haar en zei nog tegen de energieke dame dat als ik haar nog eens in Torhout zou tegenkomen ik haar een pintje zou trakteren. Ik wist meteen dat ze geen alcohol dronk.
De prikplaats zou ik zeker niet mislopen want Rite begeleidde me ernaar.
Onderweg passeerden we haar jongere collega-vrijwilliger. Super enthousiast zei Rite tegen haar “ik heb een date, ik heb een date”.
Nu stonden we met drie te lachen.
De rest van mijn doorpassage in De Mast was minder spannend. Maar mijn dag kon niet meer stuk.
Terug in de wagen belde ik meteen mijn vrouw. ” ‘k Heb een nieuwe vriendin” zei ik haar meteen. Ik vertelde al lachen hoe leuk mijn tweede prikje was geweest.
