Over woke en fake – Michel als oorzaak

De zes donkere weken van het jaar hebben een duister kantje.

Tijdens de drie weken vóór en na Kerstmis worden huiskamers en straten gezellig en sfeervol ingericht met dennen, ballen en fonkelende lichtjes, maar de kerstsfeer wordt door zielige discussies overschaduwd.

In die periode worden cadeautjes gebracht door Sinterklaas, de Kerstman en wat later nog door de drie koningen, maar dan zijn de geschenken niet voor ons.
Twee zwarte personages, Piet en koning Balthasar, worden dan telkens voor de kar gespannen van minderheden om hun doelstellingen op te dringen. Door overdreven aandacht om hun figuur dienen de twee als gangmaker voor een ruim cultureel debat. Zwarte Piet wordt gebruikt om roet in ons eten te gooien.

Onze traditionele cultuurelementen irriteren.
De postmoderne blanke man krijgt van alles de schuld. Hij wordt een oor aangenaaid van schuldigheid en racisme.
Zelfs de kerk gaat door de knieën. (Klik hier voor het artikel bron: HLN)

Niet toevallig wordt in deze donkere weken ‘Sarah in wokeland’, een TV-reeks op Canvas, uitgezonden. Op een luchtige manier onderzoekt Sarah Vandeursen in het programma het moeilijke woke-verschijnsel en hoe mensen ermee omgaan. De vraag wordt zelfs gesteld of we nog mogen lachen.

We gaan Sarah achterna en leveren ook graag een inspanning om iedereen aan de feesttafel te krijgen, ook de verbannen Zwarte Piet.
Alhoewel de materie niet sappig is en zelfs moeilijk verteerbaar, wagen we ons er niet aan om er een sausje van droge humor over te gieten. Toch weten we dat humor kan helpen om moeilijke situaties op te lossen.
Ik opteer om voor het speuren naar de oorzaak van het woke-probleem eens diep te graven. We zoeken het eens verder dan onze neus lang is, misschien tot op het randje van het absurde. We proberen een aanzet te geven tot een kritische reflectie voor beide zijden.

Laat me eerst een karikatuur maken van de huidige samenleving en een vergelijk maken met een jonggetrouwd koppeltje dat komt inwonen bij de schoonouders.

Er worden door het schoonkind opmerkingen gemaakt over het interieur in de woning. De biscuitbeeldjes en de cachepots met vrouwentongen moeten weg.
De vensters in de woning zitten ook niet goed, want als je naar buiten kijkt, kijk je op de kerktoren, pfffff.
Stukje bij beetje wordt een totale renovatie van de ouderlijke woning opgedrongen.

Meer concreet dient elk tegeltje van onze virtuele woning waarin we nu samenleven omgedraaid en opnieuw gelegd te worden tot de vloer multicultureel vlakker is dan vlak.
In de omgang met elkaar moeten we op eieren lopen voor het juiste woordgebruik zodat minderheden zich niet gekwetst voelen.

Ligt de ‘postmoderne’ man werkelijk aan de basis van het woke-probleem?

Om deze vraag te beantwoorden verplaatsen we ons eerst ver terug in de tijd… tot de oerknal.
Na de oerknal werden planeten van allerlei groottes gevormd. Pluto werd een dwergplaneet en Jupiter de grootste van ons zonnestelsel.
Al van in de Romeinse tijd werd Pluto, die ver van ons in de duisternis draait, gezien als de god van de onderwereld.
Jupiter, de grootste en oranje-witte planeet, werd daarentegen in de middeleeuwse astrologie gezien als een goede planeet, vol geluk en voorspoed. Hij werd ook verbonden met intellectuele beroepen.

We dienen te begrijpen dat de mens van ouds gelijkenissen zoekt of verbanden legt met hemzelf om te bepalen wat goed of slecht is. En dat is zo bij elke cultuur.

We kunnen dus niet zomaar de postmoderne man, dus van ongeveer na 1970 en die weliswaar een gefragmenteerde wereld zag, de schuld geven. Elke nieuwe stroming is een reactie op een vorige. Onze cultuur is dus gevormd door een veel ouder proces.

Ligt de ‘blanke’ man dan aan de basis van het probleem?

De eerste blanke man die we kennen is Adam.
Om ons een beeld te vormen van hem, moeten we naar het Vaticaan. Daar kreeg Michelangelo de opdracht om God en Adam in de Sixtijnse Kapel te schilderen. Beiden staan in De Schepping afgebeeld als blanke mensen!

De schepping van Adam (1511). (bron: wikipedia)

Waarom heeft Michelangelo bij Adam, de eerste mens op aarde, een navel geschilderd? Dat klopt toch niet? De voorstelling van Adam is Fake!

Als Eva ontstaan is uit een rib van Adam, waarom zie je dan op de schilderij geen litteken?
Ik heb in 1963, mijn geboortejaar, een maagoperatie gehad en dat litteken kan je nog altijd zien. Het lijkt me onmogelijk dat Adam een kijkoperatie avant la lettre heeft gehad. Opnieuw één woord: Fake!

Van Adam en Eva weten we dat zij de eerste ouders zijn. Ze worden op alle schilderijen als blanken weergegeven.

De vraag stelt zich dus welke impact op de DNA van de nakomelingen er kan geweest zijn om later tot een zwarte huidskleur te komen?
Niet ver zoeken. Het is terug fake.
Eva moest waarschijnlijk zwart zijn geweest om bij hun kinderen, kleinkinderen en vele achterkleinkinderen… tot alle mogelijke kleurvarianten van de huid te kunnen komen.

Adam en Eva plukken een appel uit de boom van kennis van goed en kwaad (Cornelis van Haarlem 1592, Rijksmuseum Amsterdam). (bron: wikipedia)

Ik denk dat het duidelijk aan het worden is. Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni, Michel voor de vrienden, ligt vermoedelijk aan de basis van alle woke-miserie.

Michel heeft waarschijnlijk niet verd genoeg nagedacht en Eva gemakshalve dezelfde kleur gegeven als Adam. Intussen hebben alle schilders na hem, met een kuddegedrag, hem nagedaan.
Michel heeft ons een rad voor de ogen gedraaid.

We gaan Michel nu ook niet afschilderen als de enige boosdoener. Laat het ons wat nuanceren. Het was Paus Julius II, met de bijnaam il terribile (de verschrikkelijke) die de opdracht gaf om het plafond van de Sixtijnse Kapel te schilderen. Bij iemand met zo’n bijnaam zou ik ook geen risico nemen. Tenslotte moet je de factuur van jouw werk betaald krijgen.

Paus Julius II, de verschrikkelijke (5 dec. 1443 – 21 feb. 1513). (bron: wikipedia)

Maar intussen hebben onze woke-vrienden geen schilderij met een zwarte Eva.
Piet en Balthasar kunnen dat niet rechttrekken.
Ik zou mij ook tekortgedaan voelen.

Nu hebben we wel ongewild dezelfde zondebok: Michel.
Dus 1:1, discussie finito!

Beluister ook “wie kwam er eerst: Sinterklaas of de Kerstman?
bron: Nieuwe Feiten, Radio 1, 6 december 2023

Samen met Balthasar op de foto. (Alicante 28 dec. 2023)

Zij directief, ik onderdanig

Ik heb geen afscheid genomen. Ik heb abrupt gebroken.
Enkele dagen voor een nieuwe ontmoeting schreef ik een bericht dat er niet zou zijn. Bij het duwen op de verzenden-knop mompelde ik erbij “en ik zal er nooit meer zijn”.

Ik voelde dat het anders was. Het was niet meer wat ik wilde. Ik moest veranderen.
Niet van zelfsprekend, want ik ben honkvast.

In mijn dichtste kringen kreeg ik de aanbeveling voor een dame waarvan ik tevreden zou zijn.

Beetje aarzelend vormde ik haar nummer. Bij de eerste beltonen besefte ik dat ik mijn grenzen aan het verleggen was en dat ik niet meer op mijn stappen terug kon. De afspraak was snel gemaakt. Ik was welkom.

Met een Ricola in de mond reed ik naar haar toe. Even aanbellen en ik kon meteen de trappen op naar boven. Ik was alleen en zette me neer.

Mijn ogen vielen meteen op een tijdschriftcover die opvallend gedraaid lag naar de plaats waar ik zat.
Was dat toeval of voorbedacht?
Op de cover was te lezen: Al aan seks gedacht vandaag?

Ik dacht ‘niet dat ik weet’, maar er volgde meteen een ‘tja, dat is maar een kleine moeite’.
Direct zag ik alles een beetje meer rooskleurig.

Er waren nog dames… een lieve Kroatische stem klonk “kom maar mee en leg je gsm maar hier”. Mijn smartphone bleef achter in een plastieken bakje. Nu zouden we beslist niet meer gestoord worden.

“Leg je daar maar neer”… en ik was volgzaam.

Toen kwam Hilde.
Er waren weinig woorden nodig. Ze zag snel waar ik nood aan had.
Ze stak een licht groene haarclips iets hoger in haar zwarte kapsel en ze zei “draai je maar iets meer naar mij”.
Ze deed wat ze moest doen.
Ze deed me zweten en het raam werd in de kipstand gezet.
“Gaat het?” vroeg ze me lief. Ik knikte want praten was niet voor meteen.

Toen ik de praktijk verliet zei ik: “Mevrouw, ik hou van jouw…” en een fractie later “kordate aanpak”.
Of ik ‘jou’ uitsprak met een ‘w’ of zonder, kon ze niet weten… Maar Hilde glimlachte.

Er volgde nog een afspraak, nog één en nog één.

De laatste keer kreeg ik een schouderklopje, terwijl ze me zei “jij maakt hier nogal wat mee, hé”.
Ik waardeerde die vorm van begrip.

Tot zover heb ik het haar nog niet durven zeggen. Dan nu maar en heel respectvol op deze wijze:
“Hilde bedankt, je bent een fantastisch goede tandarts”.

Working in the coal mine – deel 2

Wat eind 1991 niet lukte, zou nu lukken. Geen enkele douanier zou me nog tegenhouden.
Polen, here I come.
Het zou een reis worden vol verrassingen.

Het was februari 1992 toen ik terug naar Polen trok. Deze keer mocht ik meerijden in de rode BMW van Hervé. We hadden beiden nog wat afregelwerk te doen in Brzeszcze. Hervé de steenkoolwasmachine, ik de densiteitsmeter. (zie krantenartikel)

We hadden een rit van zo’n 1400 km voor de boeg. Hervé reed tot net over de Duitse grens. Dan nam ik het stuur over voor de volle nacht tot de eerste parking in Polen. De passage bij de grensovergang Forst-Olszyna, waar ik eerder een nare ervaring had, was dus voor mijn rekening. Ook al zou de douanier een teken geven om door te rijden, ik was steevast van plan om er te stoppen en een stempel te vragen. Maar of ik het op het moment zelf had gedurfd zal ik nooit weten, want de douanier deed me sowieso stoppen. Ik kreeg mijn nieuw paspoort goedknikkend terug, maar ik vroeg toch naar een stempel en die kreeg ik. De stempel werd mijn leven lang het meest memorabele souvenir van een grensovergang.

Op de eerste parking vulde Hervé de brandstoftank met een bidon mazout die hij mee had. De bidon bleef in de koffer staan. Hij stak in de bidon een darmpje en zoog eraan tot hij net de slechte smaak van mazout kon vermijden, waarna het overhevelen van de brandstof begon.

Bijtanken op een parking in Polen. Februari 1992.

Hervé had tijdens de nacht kunnen slapen en zou nu de laatste 400 km rijden.

Ik weet nog goed dat het vanaf de Poolse grens begon te sneeuwen. De wegen waren glad en op de vierbaansweg waren de twee richtingen nog niet door vangrails gescheiden. Tot onze verwondering haalden de Poolse wagens ons op het besneeuwde wegdek roekeloos in. Iets verder zagen we ze terug, maar dan in de sloot.

Om fris en attent te blijven speelde we muziek op een behoorlijk hoog volume. Slapen zat er voor mij niet in.
De BMW was uitgerust met een radio cd-speler, maar blijkbaar hadden we slechts één compact disk mee. Die speelden we steeds weer, want de muziek op de Poolse radio was niet wat wij wilden horen. Het album was Brother in Arms van Dire Straits. De eerste track, So Far Away, was heel toepasselijk voor de grote afstand tot onze vrouwtjes. We zongen telkens het lied luidkeels mee: “Here I am again in this mean old town. And you’re so far away from me…“.

In Brzeszcze brachten we eerst een bezoekje aan Arc, de plaatselijke contactpersoon. In zijn woonkamer stond de TV op en verrassend grappig was dat in de film elke personage – man, vrouw, kind, kleuter… – met dezelfde Poolse voice-over stem sprak. Ik mompelde naar Hervé “Wat gaan we hier nog allemaal meemaken?”.

Arc en Hervé.

Arc verwelkomde ons met een glaasje Wodka.
Ik leerde intussen mijn eerste woordjes Pools. Dziękuję voor dank u, Proszę voor aub. Het lukte me aardig.
De Pool vulde de glaasjes een tweede keer en drukte het metalen dopje in elkaar. Hervé zag mijn verbaasde ogen en zei: “Gerdi, die fles moet dus leeg”.
Combineer vermoeidheid met zo’n verraderlijke alcohol en ik garandeer je snel een draaierig gevoel.

Op naar de volgende verrassing: ons hotel. Daarvoor moesten we richting het plaatselijk voetbalstadion van KS Górnik Brzesscze rijden. We stapten tot op de grasmat, namen daar de trappen van de tribune tot boven en daar was onze kamer. Bij ons verwacht je daar een loge…
Daar protesteerde mijn maag uitbundig! 

Het voetbalstadium van KS Górnik Brzesscze. ‘Górnik’ is in het Nederlands ‘mijnwerker’.
De clubgeschiedenis gaat terug tot 1922, aldus https://gornik-brzeszcze.futbolowo.pl/historia-klubu-1.
Ons kamertje in het voetbalstadion van KS Górnik Brzesscze.

De steenkoolwasmachine was al in werking en Hervé had ook al de densiteitsmeter geplaatst. We vernamen tijdens onze eerste werkdag dat ons geautomatiseerd vulsysteem van de meter al na enige dagen niet meer had gefunctioneerd. De elektrische ventielen die de modderslurry in een cilinder moest brengen, verstopten steeds weer. De Polen hadden er niets beter op gevonden dan onze meetsysteem manueel te vullen. En om te weten of de meter vol was, werd een gewicht in de cilinder gelaten met daaraan een koord en een plastieken bleekwaterfles, die werkte als een vlotter. Aan de buitenkant van de cilinder zagen ze dan een knoopje in de koord op en neer gaan. Ze noemden het “System Rusky”, dat werkte altijd…

Zicht uit op de mijnsite van Brzesscze in 1992.

Het ontbijt en de pauzes tijdens de werkdag namen we in de kantine. We konden er een herbata motoreck krijgen. Een thee met een ‘motortje’, dat laatste was een, jawel… een wodka.
Ik had mijn les geleerd en opteerde voor een kawa. Je kreeg dan een glazen kop waarin je de koffiebrokjes zag rondzweven, net zoals bij zo’n wintertafereeltje in een plastieken halfrond bolletje met water dat men omdraait en waarna de sneeuwvlokjes minutenlang neerdwarrelen.
De koffie had daarbij ook nog een dikke schuimkraag waarop je een klontje suiker kon leggen. Pas na een minuut was het ‘ploens’ en zakte suikertje tot de bodem van de tas.

Hervé geniet van een heerlijke maaltijd. Let op de stevige koffie.

Ook het middagmaal was in de kantine. Tot mijn verstomming liep Hervé meteen de keuken in en ik moest volgen. Omdat we niet begrepen wat de dagschotel was en we al genoeg verrassingen hadden meegemaakt, gingen we eerst in de keuken om te proeven. We noemden de kokkin ‘mama-moemoescha’, een lieve dame waarvan ik me haar hoedje zal blijven onthouden.

Proeven van de dagschotel in de kantine van de mijnsite.
Samen met ‘mama moemoesha’ aan het fornuis.

Het avondeten nam we in een restaurantje dat net als het voetbalstadion verbonden was aan de koolmijn. Op een avond was er in dat restaurantje een huwelijksfeest. Dan kregen Hervé en ik niet meer de mooie stoelen maar een paar stoelen die waarschijnlijk louter in noodgevallen werden gebruikt. In mijn stoel zat er een nageltje niet diep genoeg en ik trok een scheur in mijn broek. De Polen waren chique uitgedost, maar ik liep met een deel van mijn achterwerk bloot.

Het restaurantje waar we ’s avonds vaak verbleven.
Binnenzicht in het restaurantje met de betere stoelen.

Door het huwelijksfeest kregen we minder vlot ons eten dan anders. We vonden een vierkante blikken doos vol met koekjes. Daarmee konden we onze honger stillen. Mogelijk hadden niet alle genodigden koekjes bij hun koffie.

Bij ons vertrek terug naar België had Arc nog een laatste verrassing voor me, een corrigerende taaltip.
Ik moest voor Proszę, het Poolse woord voor aub, de eind-e uitspreken als een doffe ‘e’ en niet met een i-klank zoals ik heel de week het woord had gezegd.
Ik dacht dat ik heel beleefd was telkens ik iemand iets gaf, maar in werkelijk zei ik tegen iedereen telkens prosię of in het Nederlands ‘varkentje’.

Beluister het kleine verschil tussen ‘aub’ en ‘biggetje’.

Working in the coal mine – deel 1

Er was eens een Amerikaan, een Chinees en een Belg. Ze zouden samen met de wagen naar Polen rijden. De Amerikaan had zijn paspoort mee en mocht Polen binnen. De Chinese, het was een dame, had ook de goede papieren bij en mocht ook de grens over. De Belg mocht Polen niet binnen.
Weet je waarom?

Zowel de Amerikaan als de Chinese combineerden nu en dan ook een beetje West-Vlaams in hun Engels. Bij vertrek vroegen ze of de Belg zijn paspoort mee had. De Belg combineerde ook beide talen in het antwoord: “Yes, I’ve my ‘pasportje’ with me”.
Maar de Belg, van West-Vlaamse afkomst, dacht er niet aan dat het dialect voor een identiteitskaart verschillend is van een ‘passport‘.
Die Belg, was ik!
Met mijn identiteitskaart mocht ik de Poolse grens niet over.

De voormalige grensovergang Forst (D) – Olszyn (PL), Foto: 1975-1980. (bron: https://polska-org.pl/6502625,foto.html)

Het lijkt een scenario voor een mopje, maar het was minder leuk toen de Amerikaan en de Chinese mij moederziel alleen moesten achterlaten in Forst, een grensstadje in Oost-Duitsland dat in 1991 nog rook naar de DDR.

Paul, de Amerikaan, had me gevraagd om een elektronisch meetsysteem te bouwen voor een industriële machine die hij in Polen had verkocht. Paul was een goede klant van me en hij wist dat ik een opleiding microprocessoren had genoten en een zelfbouwer was. Hij had een meettoestel verkocht maar het bestond nog niet en ik kon niet weigeren om het te maken.

Pauls schoonfamilie had van het Engelse bedrijf Parnaby de licentie verworven om hun industriële steenkoolwasmachines te maken en te verkopen in andere landen dan Groot-Brittannië. Met zo’n machine kon men uit het steenkoolgruis van een terril, je weet wel zo’n kunstmatige berg bij een koolmijn, nog nuttige steenkool recupereren. De steenkool kon men verkopen aan elektriciteitscentrales. De grond die vrijkwam na het opruimen van de terril kon als industriegrond worden verkocht. Paul was de bedrijfsleider die met zijn team zo’n machines onder licentie bouwde.

Foto van de steenkoolwasmachine in Brzeszcze (PL). (Foto G. Staelens 1992)

Het Parnaby-wasproces bestond erin om het steenkoolgruis met een vloeistof te mengen en door een draaiende open ton, voorzien van een schroef van Archimedes, te laten stromen.
De vloeistof was water waaraan klei was toegevoegd om de densiteit te verhogen. In de slurry moesten de stukjes steenkool gaan drijven terwijl de steentjes zonken. De steentjes werden dan door de draaiende schroef in tegenovergestelde richting van de slurrystroom afgevoerd. Omdat het procedé in de ton iets als een zeestroming moest teweegbrengen, waarin de steenkoolbrokjes moesten terechtkomen was het afstellen van de machine bijzonder complex. (zie krantenartikel)

Foto van de steenkoolwasmachine met centraal de open ton waarin een schroef van Archimedes is. (Foto G. Staelens 1992)

De vraag van Paul was dus om een nauwkeurige en geautomatiseerde densiteitsmeter te maken voor het periodisch nemen van stalen extreem modderige vloeistof en de densiteit ervan te bepalen.

Na het plaatsen van een installatie in Charleroi en Saarbrücken waren we nu met drie op weg naar het Poolse Brzeszcze. Ik zou er een nieuwe machine voorzien van een densiteitsmeter. Het mijndorpje Brzeszcze, zo’n 430 km diep in Polen, is gelegen net naast Oświęcim, dat gekend is door het concentratiekamp Auschwitz.

Kian, een vriendelijke Chinese dame, reed mee om haar man Hervé te bezoeken die er al maanden was om de machine te monteren.

Met louter mijn ‘pasportje’ in de hand raakte ik dus de Poolse grens niet over, terwijl ik daarmee al in Tsjechië was geweest. Een Duitse douanier probeerde me nog te helpen bij een tweede poging met een Ausweis Schein, maar de Polen lieten me opnieuw niet door. Misschien ook omdat alle elementen aanwezig waren voor een Belgenmop.

Het was met een klein hartje dat ik vanaf de Poolse grens de weg terug naar huis moest aanvatten.

In de jaren tachtig was de kortste route Berlijn-Wroclaw via de grensovergang Forst (D) – Olszyn (PL), Foto: 2009. (bron: https://polska-org.pl/7964442,foto.html)

Eerst wilde ik Griet verwittigen dat ik de trein richting Brugge zou nemen. In de Oost-Duitse grenspost kon ik telefoneren. Daar schrok ik van een soort mitrailleurgeluid waarvan ik dacht dat het afkomstig was van een gewapende douanier.
Zo erg was het gelukkig niet. Het luid gekletter was afkomstig van een aan het plafond gemonteerde mechanische telefooncentrale. Het geluid duurde lang want ik vormde een internationaal telefoonnummer.

Van Forst spoorde ik naar Cottbus. Daar moest ik overstappen richting Berlijn.

Station Forst (D), Foto: 2020. (bron: Forst (Lausitz) – Galerie Brandenburg – Architekturforum Architectura Pro Homine (stadtbild-deutschland.org)

In Berlijn was het moeilijk. Ook al was de muur al gevallen, ik moest me verplaatsen tussen Oost- en West-Berlijn. De verbinding tussen het eindstation Berlin Friedrichstraße en het Hauptbahnhof, om richting België te kunnen sporen, was niet evident. Ik sprak een andere reiziger aan voor wat hulp. Een vriendelijke man gaf me alle instructies om er te geraken, maar ik mocht hem ook volgen want hij zou dezelfde richting uitgaan.

We stapten samen in een rammeltram met houten banken. Meteen haalde de man uit de binnenzak van zijn lange overjas een fles schnaps, draaide de dop ervan af en bood me de fles aan. Toen ik hem vriendelijk bedankte legde hij de fles aan zijn mond, waarna de fles terug in zijn binnenzak verdween.

Tot mijn verwondering kon ik in het Hauptbahnhof een ticket voor de nachttrein naar Oostende kopen.

In mijn beste Jean-Marie Pfaff Duits, wat meer correct en hier heel toepasselijk ‘steenkool Duits’ of Kohledeutsch noemt, vroeg ik aan de treinconducteur “Wo sind die ‘Slaaf’kabinen?“.
Hij antwoordde: “klap gie moar West-Vlaemsch”.

Achteraf gezien… met mijn vraag naar ‘Slaaf’kabinen kwam ik gelukkig niet terecht in een ruimte voor sadomasochisme, maar in een Schlafkabine im Zug.
Wij West-Vlamingen moeten talenknobbels zijn en begrijpen alles.

De Roemer-Express

Tijdens ons bezoek aan Trier wilden we de uithoeken van de stad even verkennen met een toeristentreintje.

Vanaf de eerste minuut heb ik van deze stadsrit genoten. In het bijzonder omdat de uitleg op ons was afgestemd en heel sympathiek overkwam.

Het is al zelden dat we in het buitenland toeristische uitleg treffen in het Nederlands, maar als het dan nog door een West-Vlaamse is ingesproken, dan moeten we dit bijzonder weten te waarderen.

De Roemer-Express moet ik aan de toekomstige West-Vlaamse bezoeker van Trier sterk aanbevelen.

Andere Vlamingen wil ik even helpen zodat zij niets moeten missen van de uitleg. Zo is ‘reks’ te begrijpen als ‘rechts’, een ‘houtschat’ staat voor een muntschat van het mooiste edelmetaal, een ‘skool’ is een gebouw waar men een opleiding kan volgen.

Trier, nabij de Porta Nigra (31 oktober 2023).

Mijn angststoornissen

Heb je dit ook al eens meegemaakt?

’t Is ochtend en je zit op de rand jouw bed en je trekt een paar sokken aan. Het valt op dat jouw rechter grote teen behoorlijk zichtbaar blijft. De stof is uiterst dun geworden en vandaag zou die teen vrij spel kunnen krijgen.

Enkele dagen geleden overkwam het me terug. Ik dacht erover na en stelde me enkele vragen… ‘die sokken zijn toch nog niet zo oud?’ en ‘enkel die ene teen?… terwijl mijn voormalige atletiekvoetjes zo keurig verzorgd zijn’. ‘Chinese makelij, zeker?’.

Die sokken waren dus nog ver van versleten en ik zei in mezelf ‘we gaan ze zaterdag aantrekken als ik in de tuin werk, maar vandaag… neen’.
Ik trok die sokken terug uit en stak ze opnieuw in de lade maar dan diep onderaan want ze moeten de volgende dag niet direct grijpbaar zijn.

Ik stond er even bij stil en er blijkt een diepere oorzaak te zijn die me deed beslissen om mijn sokken terug uit te trekken. Het zijn situaties die door mijn hoofd waren geflitst en die situaties wilde ik vermijden:

  • Vandaag zou ik mogelijk bij een Japannees moeten langsgaan en die vraagt mij om mijn schoenen aan de voordeur te laten staan. Die Japannees zou naderhand met een bedenkelijke blik naar mijn voeten kunnen kijken.
  • Stel je voor dat straks, net voordat ik mijn kantoor binnenstap, er een wolkbreuk is. Mijn schoenen komen dan helemaal vol water te staan en mijn deels versleten sokken moeten dan drogen op de radiator bij de koffiemachine. Mijn collega’s zien dan mijn sokken…
  • Ik stap in de loop van de dag over een zebrapad en ik zie een mooie dame. Zij glimlacht naar me en ik verlies de boordsteen van het voetpad uit het oog. Ik val. De mooie dame snelt naar me toe, ziet mijn voet zwellen en ze trekt mijn schoen uit. Intussen is die rechter teen door het resterende weefsel van mijn sok geraakt. Misschien trekt ze later, als ze naar me kijkt, nooit meer de hoeken van haar mond omhoog maar enkel nog haar neus omhoog.

Je wilt het alle drie niet meemaken, maar je weet ook dat deze scenario’s zich quasi onmogelijk zullen voordoen.

Zo ken ik in de streek geen enkele Japannees en ze voorspellen vandaag enkel zonnig weer. Die mooie dame heb ik wel al op het oog maar daar is geen zebrapad dat aansluit op een stoeprand.
Hoe dan ook, vandaag dragen we deze sokken niet. Ik haal nog liever mijn sokken van gisteren uit de wasmand.

Maar ook zaterdag bij het tuinwerk draag ik die sokken niet.
Stel je voor dat de buurvrouw langskomt en ik binnen koffie zou meedrinken en Griet zegt “eerst jouw botten uitdoen voor je binnenkomt”.
Ook dat zal niet gebeuren. ’t Is altijd Guy, haar man, die komt om te babbelen over de Formule 1 en die drinkt buiten meestal met mij een pintje.

Nu doe ik graag eens aan zelfanalyse… en ik vroeg me dus af of ik door die sokken een angststoornis op het spoor ben.

De Nederlandse website de psycholoog gaf me een overzicht van de soorten angststoornissen.

Het was even schrikken toen ik merkte dat ik een match heb met vier angststoornissen:

De angststoornis waarbij ik bang ben dat ik belachelijk zal overkomen met een gat in mijn sok, noemen ze een sociale angststoornis. Dit zou bij 9,3% van de Nederlandse bevolking voorkomen.

Doordat het te maken heeft met mijn sokken is het een specifieke fobie. Een specifieke fobie, zoals vliegangst, claustrofobie, angst voor dieren e.d.m. komt bij 10% van de Nederlanders voor.

Ik heb blijkbaar ook een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) omdat ik me zorgen maak over simpele dagelijkse bezigheden met mogelijk toekomstige gevolgen. Daarmee behoor ik tot 2,3% van onze noorderburen.

Daarenboven zou ik nog een obsessieve-compulsieve stoornis hebben omdat het over een alledaags onbenullig probleem gaat. M.a.w. omdat ik die sokken, telkens als ze opduiken, terug in de lade stop, heb ik nóg een probleem, terwijl ik eigenlijk mijn ecologische voetafdruk klein wil houden, Ik ben terug bij 2,3% van de Hollandse probleemgevallen.

Dus in dat ene ventje, ik, hebben we een combinatie van een ‘specifieke’ ‘sociale’ en ook ‘gegeneraliseerde’, ‘obsessieve-compulsieve’ stoornis. Waaaauuuuww. Allemaal omdat ik die sokken niet meer draag.

De stoornissen waarvan slechts 2,3% Nederlanders last hebben, laat ik achterwege. Beter om ons te concentreren op de angststoornissen die meer voorkomen: ‘specifiek’ en ‘sociaal’.

In mijn geval kan ik die twee soorten samenbrengen tot één. Ik noem het een ‘soksiale’ angststoornis.

Ik denk dat ik met mijn ‘soksiaal’ probleem nog in een groepje zit met een percentage dat we kennen van Alberto Contador: cero, cero, cero, cero, cero, cero, cero, cero, cinco.

Ik denk dat ik met dat percentage geen therapeutische behandeling nodig heb, maar ik zal die sokken toch niet meer dragen.

Gerdi tijdens een ander angstmoment. De pinten wegen veel, maar mogen niet vallen (Ischgl, 2005).

Over vrouwen en vochtigheid

Onder mannen is het maar al te goed geweten dat vrouwen soms het omgekeerde zeggen van wat ze bedoelen. Mannen pogen hierop te anticiperen met een afwijking van 180° voor het meest voor de hand liggend antwoord. Het grote probleem is echter om te ontdekken wanneer de situatie zich voordoet. Bij een foutieve inschatting is het ambras.

De ervaring leert ook dat vrouwen soms meteen de zaken correct vernoemen, maar dan met twee inverse woorden. Ik maak de vergelijking met ‘goed’ en ‘niet slecht’.
Bij deze methode gebruiken ze soms een variant. Ze gebruiken dan slechts één invers woord en vervangen het tweede inverse woord door een waarneembaar negatief gedrag, bijvoorbeeld ‘boos’ zijn.

Een voorbeeld van de twee mogelijkheden voor het correct bedoelde “rij het gras af”:

  • met de twee inverse woorden: “‘vergeet’ het gras ‘niet’ af te rijden”
  • met één invers woord + negatief gedrag: “je rijdt het gras ‘niet’ af” + ‘boos’

Het werk lijkt afgesproken te zijn, maar de handeling of de daad moet nog uitgevoerd worden.

Dat de variant met één invers woord en een waarneembaar negatief gedrag voor de analytisch denkende man uiterst moeilijk kan zijn, tonen we aan met nog twee voorbeelden:

  • Het bedoelde tegenover haar kind: “kleur ‘binnen’ de lijntjes”.
    Voor haar man: “je kleurt ‘buiten’ de lijntjes” + ‘boos’.
  • Het bedoelde tegenover haar baby: “doe pipi ‘in’ het potje”.
    Voor haar man: “je plast ‘buiten’ het potje” + ‘boos’.

Je voelt het beslist ook aan, deze variant is dus louter gericht op de man. Ze insinueert daarbij dat de handeling al werd uitgevoerd, doch dit is helemaal onzeker. In elk geval is de daad niet afgesproken.

We kunnen wel met zekerheid afleiden dat zowel voor het kind als voor de volwassen man ‘binnen’ of ‘in’ goed is en ‘buiten’ slecht.

Wat goed of slecht is, is heel eenvoudig te onthouden.
Het is zoals bij een weerhuisje: komt het mannetje ‘buiten’ dan wordt het ‘slecht’ weer. Staat het manneke ‘binnen’ (en dus het vrouwtje buiten), is het al ‘goed’ weer.

We kunnen ons de vraagstellen waarom het mannetje buiten komt bij slecht weer. Door louter de positie van de figuurtjes om te wisselen stonden wij, mannen, in het zonnetje.
Ik denk daarom dat er achter het concept van het weerhuisje meer zit, dan louter het weer te voorspellen.

Wikipedia leert ons dat het weerhuisje vermoedelijk zijn oorsprong vindt in het Duitse Zwarte Woud. Het weerhuisje toont inderdaad het beeld van een typisch Duitse woning en de kledij van de figuurtjes treffen we aan in Zuid-Duitsland.
De dames dragen er de typische dirndl jurken met eronder een bloesje, vaak met een diepe en breed uitgesneden decolleté. Dus de uitvinders van het weerhuisje bedachten bij goed weer een streling voor het oog, want bij slecht weer zou het vrouwtje een sjaal over haar boezem dragen. In die richting moeten we concept gaan analyseren.

Een danseres met een sexy-variant van een dirndl in Schatzi Bar. (Après-ski in Ischgl, Oostenrijk 30 jan. 2023).

Er schuilt m.i. volkswijsheid achter het concept van een weerhuisje, maar dan heel eenvoudig voorgesteld. Een beetje zoals Jan en Karel in de film De Loteling met “hooi, strooi” marcherend het bordeel binnenstappen.

Ken je de Duitse uitdrukking “Appetit holt man sich draußen, gegessen wird zu Hause”? (Eetlust/goesting haalt men buiten(huis), maar eten doe je thuis).
De goede verstaander heeft natuurlijk meteen door dat de uitdrukking over iets anders gaat dan eten. Ik denk aan Balthasar Boma en De Pussycat in FC De Kampioenen.
De Duitse spreuk leert in elk geval terug dat het ‘buiten’huis slecht is en thuis of ‘binnen’ goed is.

In het Nederlands is er ook een vergelijkbare uitdrukking met schapen: “Als het hek van de dam is, lopen de schapen de wei uit” (als er geen toezicht is gebeuren er dingen die niet mogen).
Opnieuw is ‘uit’ of ‘buiten’ slecht.

Nu moet je ook weten dat in zo’n weerhuisje de draaibeweging wordt veroorzaakt doordat de figuurtjes zijn opgehangen aan een opgedraaide schapendarm.
Bij slecht weer is er een hogere luchtvochtigheid en gaat de schapendarm uitzetten en vermindert het torsen. De schapendarm gaat ontspannen en het manneke komt buiten.

Er lijkt dus een of andere natuurkundige relatie te zijn tussen de luchtvochtigheid en de ontspanning bij de man. Vermoedelijk heeft het iets te maken met een uitzettingscoëfficiënt (ik denk aan Boma’s worst).

Anderzijds veronderstel ik dat er ook nog een soort mentaal proces werkt bij een hogere luchtvochtigheid. Vrouwen blijken dan immers de gedachten van mannen te kunnen lezen. Zodra je er als man nog maar aan denkt om eens te ontspannen, lijkt de vrouw des huizes de methode van één invers woord én een waarneembaar negatief gedrag te gebruiken: “Je gaat toch vrijdagavond ‘niet’ weer één gaan drinken?” + boos.

Dus oppassen, mannen!
De wetenschap is nog niet ver genoeg gevorderd. We hebben nood aan multidisciplinair onderzoek over de invloed van het weertype voor een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip op de psychologische en emotionele toestand van een man.

In afwachting van het onderzoek, hierbij op basis van empirische knowhow, d.i. kennisverwerving dat vooral berust op directe waarneming, wat advies:

Om de inschatting bij de man te verbeteren zou ik niet opteren voor een cursus gedragswetenschappen (psychologie, sociologie, antropologie) maar eenvoudig een weerhuisje aanschaffen.
Het is dubbel-indicatief… Je weet wanneer je buiten kan om te ontspannen en wanneer jouw vrouwtje binnenblijft.

Past het weerhuisje niet in jouw interieur, ga dan de moderne toer op en gebruik jouw smartphone met De Buienradar. Bij een luchtvochtigheid boven de 85% is waarschijnlijk het gat vrij om te gaan ontspannen.
Je kan eventueel op haar smartwatch naast het uur ook de UV-index en de temperatuur instellen, dat kan in jouw voordeel werken.

Vanaf de drempelwaarde van 85% luchtvochtigheid moet je wel oppassen hoe je thuis de vragen zal beantwoorden. Anders zie je meteen de bui hangen.

Weergave van de luchtvochtigheid op 12 oktober 2023. Links: in Diksmuide via De Buienradar. Rechts: in Bovekerke via Weather.com.

Ronny en mijn slippertjes

Griet en ik waren door meester Michel aan de kust uitgenodigd om eens te gaan kijken naar zijn appartement. De afspraak was niet aan de ingang van het gebouw, maar ergens op de dijk van Oostduinkerke. We zouden elkaar wel treffen tijdens hun middagwandeling, want door de goede weersvoorspellingen zouden ze ons niet binnen opwachten.

’t Is die warme zondagnamiddag in 1990, langs de dijk van Oostduinkerke, dat ik in de verleiding geraakte. Ik maakte er vooreerst kennis met een nieuwe liefde. Ik kon toen nog niet weten dat ik die mijn leven lang zou trouw blijven.

We troffen meester Michel en Agnes al tamelijk vlug op de dijk.
“En zo loop ik hier alle dagen rond. In mijnen korten broek en met mijn sletsen aan. Je kan maar zo gemakkelijk zijn”, zei Michel tijdens de eerste minuten van onze ontmoeting.

“’t zijn sletsen dat ik hier gekocht heb, in een klein winkeltje”, vertelde hij erbij. Michel had het over zijn nieuw schoeisel, waarvan enkel de wreef van zijn voeten bedekt waren. Aan zijn tenen en hielen kon hij dus nog een zeebriesje voelen.

“En gemakkelijke dat dat zijn. Ik heb nog nooit zo’n gemakkelijke gehad als die. Van heel mijn leven niet”. Michel kon uit jaren ervaring spreken. Hij was dan al bijna op pensioen.
Meester Michel was destijds in de lagere school van Kortemark Elle de oudste collega van Griet. En dat Michel altijd in het eerste leerjaar les had gegeven werd heel duidelijk. Hij zette met alle detail de uiteenzetting van zijn ‘sletsen’ verder:

“Ze komen van een fabriekske van Izegem”. “’t zijn Ronny’s”. “Ze hebben ze altijd verkocht aan het Belgische leger, zodus ’t moeten goeie zijn hé”. “Ik zou nooit geen andere meer willen”. “En je kunt ze volgens dat winkeltje enkel maar hier kopen”.
Ik bespaar jullie de rest van de uitleg.

Niet veel dagen later stond ik voor de toonbank van dat winkeltje. Ik werd de trotse eigenaar van een set identieke slippertjes.
Nu, zo’n 30 jaar later deel ik nog steeds het grote gelijk van meester Michel. De slippers van Ronny uit Izegem zijn de beste!

Toen mijn slippers al een aantal jaren mee op wandel waren geweest, vereenzelvigde ik ze als een trouwe vriend. Ronny vertoonde de eerste symptomen van het verouderingsproces. Zijn zolen waren dunner geworden en de hielranden vertoonde afrondingsverschijnselen. Ik werd bang dat ik ooit afscheid zou moeten nemen van mijn Ronny.
Griet zag de bui hangen en zou een depressie bij mij vermijden… en ’t was van “kom, spring maar in de auto” en wij terug naar Oostduinkerke.
Vanuit de wagen zag ik al dat het winkeltje er nog was.

Griet zou met de kinderen op een terrasje blijven zitten terwijl ik vlug, het hoekje om, mijn reserve slippers zou kopen. De kleine etalage zag er niet meer zo fris uit. Prompt stapte ik binnen. Ik hoorde nog eens het gerinkel van een echte winkelbel. Ik dacht aan mijn ouderlijk huis want mijn moeder had in haar kruidenierswinkel ook zo’n luide bel.

Er daagde niemand op. Uit mijn kindertijd wist ik dat mijn moeder ook wat tuinwerk combineerde met het winkelwerk. Dus een winkelierster is niet altijd binnen. De oplossing is dan heel eenvoudig: nogmaals de deur openen terwijl je in de winkel blijft. Na het nieuwe gerinkel kwam er nog niemand… Ik zag een scenario voor mijn ogen waarbij een mand met aardappelen nog net niet helemaal vol was geraapt en de klant moest dus maar even wachten. Met een kleine tussenpauze deed ik nog eens de deur, weliswaar iets langer, open.

Er kwam een oud vrouwtje tevoorschijn. Mogelijk niet uitgerust met hightech van Lapperre.
Het duurde niet lang of ik hoorde: “Meneer, ze maken die sletsen niet meer”. “Ze maken nog juist muiltjes voor de vrouwen”. Ik bedankte haar en ging teleurgesteld terug naar Griet en de kinderen.

Schoenen Chris: links de winkel tijdens de uitverkoop (Microsoft Streetview april 2019), rechts de winkel is gesloten. (Google Maps mei 2022)

Als enkel die muiltjes nog gemaakt worden, dan moeten die dus nog beter zijn geweest dan mijn slippers? Hoe is dàt mogelijk? Het bleef lang een mysterie.

Internet bracht daar verandering in. Ik kon op www.ronny.be lezen dat de muiltjes van Ronny zijn ontstaan in de jaren 1950, in een atelier in Blankenberge. Ze worden vandaag nog steeds op ambachtelijke wijze vervaardigd met uitsluitend natuurlijke grondstoffen: leder, kurk en micro cellulaire rubber.
• Het bovenleder wordt geselecteerd uit topkwaliteitsleder.
• Het binnenzoolleder is plantaardig gelooid: de looiing garandeert de grootste zweetabsorptie.
• De vorm van de sleehak is anatomisch aangepast aan de vorm van de voet.
De website beschrijft de Ronny-muiltjes als comfortabel, vederlicht en oersterk.

Ik zal nooit met muiltjes rondlopen, dus zal ik nooit een correcte vergelijking kunnen maken.
Ik ga er echter prat op dat mijn slippers uit hetzelfde hout (leer) zijn gesneden.

Ronny werd in 1989 overgenomen door Mareno. De volledige productie werd toen overgeplaatst van Blankenberge naar de ateliers in Izegem. Vandaag is Mareno de nog enige overgebleven schoenfabriek in deze ooit zo bloeiende schoenregio.

Dat de productie van de herenslippers niet werd verdergezet ligt mogelijk deels aan ons, wij mannen. Wij veranderen immers niet zo snel van schoeisel als vrouwen doen. En die Ronny’s waren daarbij quasi onverslijtbaar. En een commerce moet nu eenmaal ronddraaien.

In juli 2012 brachten we een bezoek aan Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië en Herzegovina. Ann, een kleuterjuf-collega van Griet, en haar vriendin Bahra toonden ons de mooie oude binnenstad, Baščaršija. Het viel me op dat er in het pittoreske straatje, Bravadžiluk, veel schoenwinkeltjes waren. Van op straat zag je er de schoenmakers letterlijk schoenen maken.

Mijn slippers, toen al een 20 jaar oud, waren in de hotelkamer. Ik zag een mogelijkheid om die te brengen naar één van die schoenmakers. Ik liet mijn Ronny’s herstellen. De dunne zool moest vervangen worden, maar de comfortabele lap leer van de wreef moest blijven. De schoenmaker kreeg ook de opdracht om een set na te maken voor mijn reserve. De slippers moesten geleverd worden in Sanski Most, onze volgende verblijfplaats in Bosnië waar Ann een vakantiewoning heeft. Alles verliep volgens afspraak. Een paar dagen later had ik twee paar slippertjes.

Links: de herstelde slippers met het méér dan 30 jaar oude superleder voor de wreef. Rechts: de mislukte namaak.

Ik voelde het meteen, het waren niet meer die Ronny’s van weleer.
Het leer voor de wreef was dikker dan het origineel. Ook al had de schoenmaker mijn voeten keurig met een lintmeter gemeten, het leer van mijn reserveslippers was iets te ruim.
De zolen waren niet meer zo zacht. Waarschijnlijk waren de zolen eerder voor het vervaardigen van sandalen. Binnen het jaar waren drie zolen ter hoogte van de hiel gekraakt.

Mijn voeten moeten zich ernstige vragen hebben gesteld over met wat ik nu afkwam.
Mijn respect voor de makers van de echte Ronny’s werd nog groter!

Volgens Griet ‘klakken’ de hielen ook te veel op de vloer. Hoe zacht ik ook probeer te stappen, ze maken volgens haar te veel lawaai. Ik loop nu meer op de tippen van mijn tenen… Of train ik onbewust om toch die muiltjes te proberen?… Nee dat niet.
Griet wil die twee paar slippers weggooien. Ik schakel dan automatisch over in een verdedigingsmodus. Bij elke dreiging stijgt mijn hartslag en breekt het angstzweet uit.
Zelfs mijn nog half originele Ronny’s worden beschermd als een kind.

Enkel Ronny kan dat spanningsveld wegnemen.
Ik zou op mijn knietjes willen smeken om de productie van die Ronny-slippers terug op te starten.

Misschien moeten we de Ronny-makers motiveren met het voorstel van een groepsaankoop…
Wie doet er mee? Laat een reactie achter met jouw schoenmaat!

We vragen dan om de nieuwe productie een passende naam te geven, naar de grootste promotor: de special edition ‘mr. Michel’.

Juf Ann, mr. Michel en juf Griet (28/09/2023).

Escargots de Saint-Henri

Tijdens ons verlof houden wij er een traditie op na.
We hebben dan oog voor de wereldkeuken en zoeken een restaurant met een buitenlandse keuken die we nog niet kennen.

Als ik even denk aan de recentste citytrips, dan kan ik al snel enkele geproefde buitenlandse keukens opsommen: Nepalees-Tibetaans in Keulen, Libanees in Strassbourg, Argentijns in Amsterdam, Koreaans in Londen, Indisch in Valencia enz.

Advies over Indische gerechten in Valencia.

Zo’n restaurant vinden we meestal tijdens het verkennen van de stad. Hebben we niets opgemerkt, dan trekken we wat tijd uit voor het zoeken op TripAdvisor.

Maar zo eenvoudig is het kiezen van dergelijk restaurant niet. Bij het zien van de voorgevel krijgen onze vrouwen immers de gave van ‘God ziet alles’. Hun ogen veranderen dan in een soort infraroodcamera. Vanop straat zien zij dan door alle muren heen en weten meteen of de keuken én de damestoiletten netjes zijn.

Bij een negatief resultaat van een analyse met variërende selectiecriteria worden de GPS-coördinaten in hun grijze massa onmiddellijk met een “No Go” geregistreerd.
Daarna volgt een eerste uiterlijk kenmerk: een krullende neus.

Als man reageer je best niet met een verzoenende poging. In het andere geval hoor je bliksemsnel een lange reeks argumenten. ChatGPT kan deze lijst in lengte en snelheid niet evenaren. Ik denk bijgevolg dat onze dames beschikken over een chemisch proces in de hersenen dat de kracht van artificiële intelligentie anno 2023 overstijgt.
In mensentaal noemen ze dit proces ‘vrouwelijke intuïtie’. Ik controleerde in Vandaele nog even het woord ‘intuïtie’ of het wel voldoende de lading dekt.
Ja hoor, ‘intuïtie’ is correct, ‘inzicht zonder nadenken’…
Hoe dan ook hun algoritme werkt goed want we hebben tot zover nog nooit een negatieve eetervaring gehad. Misschien is dit ook voor een deel omdat de gerechten iets verwesterd zijn.

Voor een lokaal gerecht zijn we ook altijd te vinden.
In Kroatië leerden we gerechten kennen die in een peka worden klaargemaakt. Een peka is een pot met een deksel uit gietijzer die tijdens het kookproces wordt bedekt met gloeiende houtskool.
Geen brandend vuur op de pot hé. Wij spreken uit ervaring, anders komt jouw eten zwart uit de peka.

Zo’n driekwartier tot een uur laat je de peka onaangeroerd. Peka is dus een ideaal alternatief voor een barbecue want als kok van dienst moet je een lange tijd niets doen, tenzij mee-aperitieven.
Geraak je door het aperitieven in een benevelde toestand, geen erg. Je haalt na bijna een wijzertje rond gewoon de pot uit de gloeiende massa. Het deksel even afstoffen en dan de Sebastian-pot op tafel. Malser en sappiger kan ik het me niet voorstellen.

En dat pekagerechten lekker zijn, wisten Sergio Herman en Jeroen Meus te bevestigen tijdens “Sergio over de grens“.

In 2009 bezochten we in Kreta, samen met de schoolcollega’s van Griet, een restaurant met een kleverige specialiteit: slakken. Bij uitbreiding was het een klein gespecialiseerd slakkenbedrijf.

De slakken werden in de natuur bij hun huisje opgetild en naar het bedrijf gebracht. Om te ontgiften kregen ze er een drie weken durend dieet van spaghetti- en macaronistokken.

Bij het bekijken van al die slakken in het afgesloten bakje, vertelde turnleraar Dirk dat hij in zijn tuin evenveel slakken had.

Een lekker gerecht van The Snails House in Plouti. (foto Tripadvisor, alle rechten voorbehouden).

Die slakken waren lekker. Dirk vond dat die voorbereidingen niet zo bijzonder moeilijk waren. Thuis had hij nog een lege aquarium en voldoende spaghetti op stock om het ook te proberen. Meer nog, we kregen meteen een uitnodiging om bij hem thuis, nabij Sint-Henricus in Torhout, het eet-experiment te komen meemaken.

Een maandje later had Dirk al de ingrediënten uitgebreid. Hij liet in zijn tuin, naast de huisjesslakken, ook de naaktslakken niet verder kruipen.

Tijdens ons bezoek werden de slakken vers klaargemaakt. Na het bakken in de oven bracht hij de slakken van Sint-Henricus met een glunderende blik naar de eettafel. Hij combineerde zijn streekgerecht met brood en twee sausjes.
Lange tanden waren niet nodig want de slakken waren heel zacht en kleiner geworden door het bakken.

Ik weet nog dat niet iedereen opteerde voor zijn uniek streekgerecht.

Afgelopen weekend zag ik Dirk… Ik polste nog even… Hij heeft sindsdien zijn escargots de Saint-Henri niet meer aangeboden aan zijn gasten…

Kreeg Dirk ook “No Go” registraties? Zag Dirk ook krullende neuzen?

Het Lint

In het kader van het themajaar ‘Landscapes | Feel Flanders Fields’ werd het Eerste Wereldoorlog-landschap tussen Praatbos in Vladslo en de Lange Max site in Koekelare belicht. Het project kreeg de naam “Het Lint”.

“Het Lint” is uitgewerkt als een informatieve fiets- of wandeltocht.
Langs het traject staan 11 borden die toepasselijke thema’s behandelen voor de betreffende locatie.  

Op elk bord staat beperkte informatie, maar er is meer te vertellen.
In het Jaarboek 2022 van Spaenhiers werd daarom een uitgebreid artikel geschreven over de thema’s.

Ik raad u ook aan om de bijlages te lezen. Zo bespreekt de eerste bijlage “De vuurdoop van het XXII. Reserve Korps” de optocht van de Duitsers in onze streek.

Vergroot uw kennis over de Eerste Wereldoorlog en lees het artikel “Het Landschap Getuigt – Het Lint: van Praatbos tot site Lange Max”.