Het klokkepitje als penopauzeindicator

Mannen delen weinig ervaring over hun lichaam met elkaar.
Vrouwen doen dat wel. Meisjes spreken van jongs af aan in kleine kringen over hun veranderend lichaam. Ze geven raad aan elkaar over diverse giechelonderwerpen. Later hebben ze het over de vrouwelijke kwaaltjes. Als ze nog geen vapeurs hebben, dan praten ze er over tot ze er hebben.
Ze sparen geen onderwerp onder elkaar.

Mannen houden de ervaring met hun lichaam voor zich… Tenzij ze kunnen stoefen.
Ik denk dat het voor het sterke geslacht een taboe is om te spreken over de evolutie van hun lichaam naar mate ze ouder worden. ‘De jonge gasten zullen het later ook wel ervaren’, is misschien de achterliggende gedachte.

Mijn vader deed toch een inspanning.
Hij gaf me een levensles: “Jongen” zei hij, ”Het begint eerst met de ogen en dan met je pietje”. Daarmee is meteen de toon gezet, hoe mannen het hebben over hun aftakelend lichaam.

Ik voel me dus geroepen om hier verandering in te brengen.
We moeten bij dergelijke onderwerpen niet meteen denken aan een consultatie bij Bo Coolsaet of Goedele Liekens. We moeten net zoals bij de vrouwen de onderwerpen onderling durven aankaarten. Daartoe moeten we ook alles durven benoemen met naam en toenaam.

Over de eerste fase waarover mijn vader het had, moeten we het niet hebben. In het Kruidvat kan je immers terecht voor 3 euro-brilletjes. Daarvoor heb je dus dit aansporend artikel voor open communicatie niet nodig.

We moeten het dus o.a. hebben over een mannelijk lichaamsdeel dat in ‘geef acht’ een parabolische cilinder-houding aanneemt en waarvan de cilindervorm in lengte kan toenemen.
Dit gezegd zijnde, bij de berekening van lengte van de mantel van de cilinder komt twee keer het getal pi (2 x π) voor. ’t Gaat over dat laatste… de pipi.

Links: Voorstelling van een parabolische cilinder. (Bron: http://www.feb.kuleuven.be) en
Rechts: Een opengevouwen cilinder met aanduiding van de lengteberekening van de mantel, het gekromde vlak van de cilinder, (2 . π . r) (Bron: wiskunde.net)

Je moet daar eens over beginnen bij een dokter of bij een specialist… Er hangen dan wel affiches in de wachtzaal met de boodschap ‘praat erover met de huisarts’ en ‘laat naar je borsten kijken´, maar het is niet evident. Ik ging toch op beide suggesties in en sprak erover…

De dokter antwoordde bedenkelijk op mijn vraag met ” ’t Jaaaa… ” en er volgde een glimlach. Nadien kwam er niet veel meer uit zijn mond. Mijn dokter was dus duidelijk een man zoals de andere. Ik meen dat hij al vlug wilde vermijden om over zijn eigen ervaring te moeten spreken.
Ik dacht ook terstond aan mijn lessen godsdienst van het middelbaar onderwijs. We mochten toen aan de priester-leraar vragen stellen in het kader van seksuele opvoeding. De vragen begonnen steevast met “ik ken iemand die…”.
We geven ons zelf dus niet zomaar bloot, ook de arts niet.
Met die ” ’t Jaaaa… ” was het antwoord van de dokter weinig concreet maar wel goed te begrijpen.

Mijn ziekenhuisspecialist, waar ik jaarlijks op controle ga, had een ander antwoord. Hij zou de volgende keer mijn testosteronwaarden in het bloed laten meten… Maar ik moet, verdikke, maar één keer per jaar op controle! Eén keer, je hoort het goed, twaalf maanden lang zou ik blijven hopen op een spontaan voorschrift voor blauwe pilletjes, want dat zou ik zelf niet suggereren. Eén jaar later wist ik dat mijn testosteronwaarden goed waren… Ik treed niet in detail of de waarden volgens mij hoog genoeg waren.
Onderwerp gesloten. Het blijft geen kermis.

Bij sommige mannen zou de wereld rond dat betreffende lichaamsdeel draaien. Er zijn mensen die het fenomeen omschrijven alsof die over een pluimstaart beschikken. Ze pronken misschien meer, maar ook bij hen heeft het ouder worden een veranderend effect op de aantrekkingskracht bij vrouwen. We gaan verder met de eerste beschrijving waarbij we denken aan de centrale as van hun wereldje. We bespreken daarom gemakshalve de evolutie van hun aantrekkingseffect aan de hand van onze kennis over aardmagnetisme. Dat trekt ook aan.
Met de veroudering vergroot de magnetische inclinatie. Meer concreet verandert de hoek van het geomagnetisch dipoolveld van aanvankelijk om en bij de 11,3° tot de aardas, oftewel hun buik, tot evenwijdig met de vloer van de slaapkamer. Zo niet verder neerwaarts van -90° tot -180°.
We onthouden dat ook deze macho’s niet ongespaard blijven.

Van iemand anders vernam ik – waarbij je moet weten dat men tegen mij o.r.v. mijn betrokkenheid bij het Lange Max Museum het nogal vaak over militaire onderwerpen heeft – dat bij het ouder worden “schieten geen probleem is, maar wel het herladen…”.
Hieruit mag duidelijk blijken dat de productie van levenssappen vermindert bij het ouder worden. Wij mannen worden dus op termijn minder sappig. Misschien ook de reden waarom mijn vrouw zegt dat ik nu droge humor heb.

Op suggestie van een affiche in de wachtzaal bij de dokter heb ik dus ook naar mijn borsten laten kijken.

Mijn borsten kregen in mijn overgangsfase, of penopauze, precies een grotere cup-maat en ze waren ook gevoeliger geworden. Dat laatste voelde ik toch als ik met het washandje harder wreef.

Als je van nature geen borsten hebt, dan zou zo’n borstonderzoek voor de medisch wereld nogal eens een uitdaging zijn, dacht ik. De huisarts verwees mij dan ook meteen en begrijpelijkerwijs door voor gespecialiseerde apparatuur.

Dus, ik vrolijk naar Diksmuide en “daar gaan we het nu eens hebben, zí” ging door mijn hoofd.
Nul borsten en nu onderzoek naar het ontastbare. Haha…  Een Stephen Hawking zal er iets zoeken in mijn melk-‘weg’-stelsel van mijn tetjes. Ik dacht ‘astronomie van mijn zwart gat’. Haha…

De verpleegster vroeg me om met mijn borst tegen een machine te staan voor een foto. Ik druk me nu onnauwkeurig uit. Ze wilde een quasi onbestaande borst tussen twee naar elkaar toe bewegende platen krijgen. Geen eenvoudige klus voor een man die al geen borsten heeft.

De dame hielp me. Ze drukte mij met haar volle lichaam nog meer tegen de machine. Ze krulde haar letterlijk over mijn schouder om met één hand in mijn borst te kunnen knijpen en met de andere hand verreikend aan een drukknop te kunnen. Ze was zoooo dicht tegen me dat ik nu meer háár borsten voelde dan de mijne. Daarbij moet je weten dat zo´n fotoapparaat in werking nogal wat warmte afgeeft en dat de temperatuur in het kleine kamertje al hoog was. Zij droeg gepaste luchtige kledij, ik was grotendeels naakt. De blonde schoonheid gaf me een zalig gevoel. Ik wilde meteen boeken voor een tweede sessie.

Achteraf gezien bediende ze een soort bankschroef met dat knopje. Ze was erin geslaagd om mijn borstweefsel in een soort foltermachine te proppen.
Mammografie noemen ze het met een schoon woord. Ik dacht eerder aan mammoetgrafie, want het voelde alsof een prehistorische zware mammoet op mijn borst trapte.

Tijd om de jonge generatie mannen twee tips te geven:

Je kunt eenvoudig aan het klokkepitje zien dat je in de periode van de penopauze komt.
Het klokkepitje is te zien als je het bovenste knoopje van je hemd opendoet en dan is het vooraan in de hals. Als het vel er wat minder strak is geworden en het vel er ouder begint uit te zien, dan kan het zijn dat jouw 2 maal 3,14 denkt aan parttime ‘paar-time’ of brugpensioen.

Nu de tweede tip… In de wachtzaal bij de dokter lees je bij voorkeur de boekskes die op het tafeltje liggen. Mijn ervaring zegt, trek je van die affiches aan de muur niets aan. Als man zwijg je beter over die onderwerpen. Pffffff…. Het brengt toch niets op en finaal doet het pijn.

Overige lectuur: Mannen en de overgang: ‘Ze gaan steeds meer op vrouwen lijken’

URL: https://www.rtlnieuws.nl/lifestyle/relatie/artikel/4674306/week-van-de-overgang-mannen-penopauze

Ergernis in restaurant en bed: over lepels

De impact van lepels op ons leven komt te weinig onder de aandacht. Lepels zijn nochtans nauw verbonden met veel facetten van ons leven. Lepels komen aan bod bij onze voeding en opvoeding. Ze dragen bij tot ontspanning, maar ze kunnen evengoed zorgen voor ergernis. Bij uitbreiding is dit zelfs het geval voor het volledig driedelig bestek, maar als ergernis blijkt na enige zelfanalyse, lepels toch het meest invloed te hebben op mij.

Lepels komen m.i. te weinig aan bod bij universitaire studies. We denken daarbij aan het ontbreken van onderzoek naar de invloed van lepels op de eet-leercurve bij kinderen. Het is m.i. ook niet geweten of lepels emotionele stress bij volwassenen kunnen veroorzaken?
We halen twee voorbeelden aan om het onbekende van lepels te illustreren.

De uitdrukking ‘met de paplepel ingegeven’ impliceert een indicatie voor de impact van de lepel tijdens de vroege fase van ons leven. Met de uitdrukking wordt meestal een vaardigheid verbonden.  ‘Wat’ op de paplepel ligt kan van alles zijn en is daardoor waarschijnlijk onbelangrijk, maar dat het met een paplepel is, is overduidelijk. De lepel is bijgevolg het belangrijkste element en heeft zo mogelijk een grote invloed op de baby. Kind en Gezin lijkt hiervan bewust te zijn en adviseert dan wel hoe de lepel moet ingebracht worden, mààr dit zijn instructies voor de voedingsverstrekker.
Wat met de baby?
Waarom gaat de mond van de baby open als hij voor de eerste maal het object ‘lepel’ ziet? Ik denk niet dat de baby reageert op het verzoek “mmmõnnndje open” van mama. Komen de lippen bij het zien van een lepel in een O-vorm te staan door een moment van verwondering? Activeert de lepel een natuurlijk instinct? Het blijven onopgeloste vragen.

Toch een kleine kanttekening. De uitdrukking ‘met de moedermelk ingezogen’ bestaat eveneens. Bij deze voedingsbron zien we nog minder de materie. De baby laat geen inkijk toe en neemt meteen alles in de mond. De benaming van het medium licht zo mogelijk een tip van sluier op want het is taalkundig quasi identiek. Hoe aantrekkelijk het onderwerp ook is, we moeten bij het onderwerp blijven. We hebben het hier over lepels en niet over tepels.

Nu het tweede voorbeeld. ‘Hij zal nog uit vuile lepels eten’ is een andere uitdrukking die al even mysterieus is. Opnieuw weten we niet ‘wat’ die persoon naar binnen zal slobberen, maar dat het slecht zal aflopen is zeker. Bij deze voorspelling is de lepel inherent verbonden met het negatieve. Of het eten nu goed of slecht is doet er niet toe, maar het is opnieuw de lepel, die is onhygiënisch. De lepel gaat hiermee in de richting van de gevreesde zeis van pietje de dood. Het lijkt me dus niet onbelangrijk om kennis op te bouwen over de psychologische impact bij de mens door lepels in een negatieve context.

Het eerste voorbeeld illustreert dat een lepel een eerste en veilig voorwerp is op de eet-leercurve van een kind. Eerst is de lepel in handen van de ouders. Rond de éénjarige leeftijd wordt een zelfstandige bediening door de baby als veilig genoeg beschouwd.
Zelf eten met de handjes naar het mondje brengen is een fijne-motoriektraining die hier net aan voorafgaat.

Nadien volgt op de leercurve een object dat afgeleid is van een lepel. De lepelsteel is identiek, maar de lepelschep is vervangen door een vlakker deel met prik-mogelijkheden. Gevaarlijker en dus verder te vinden op de eet-leercurve. We noemen dit object een vork.

Nog later mag het kind een nog gevaarlijker object hanteren. Met een snijgereedschap, oftewel een mes, leert het kind zijn boterhammen smeren en doormidden snijden. Het is geen instrument om aan te likken. Likken aan een mes is zelfs een afknapper. Dit bestek is daarmee ook opgewaardeerd tot een element van ‘op’voeding.

Met het mes bereiken we het eindpunt van het enkelvoudig gebruik van het bestek op de eet-leercurve. De gevolgde evolutie kunnen we bestempelen als ‘van-veilig-tot-gevaarlijk’.

Vanaf dan wordt het complexer en worden twee van voorgaande objecten gecombineerd met als gevolg een neerwaartse knik op de eet-leercurve, dus een ommekeer ‘van-gevaarlijk-tot-veilig’.

De combinaties zijn dus achtereenvolgens ‘mes-vork’ en vervolgens ‘vork-lepel’. De laatste combinatie is bijgevolg het veiligst.

De combinatie ‘mes-vork’ komt het meest voor in Europa. ln het Noord-Amerikaanse continent is men op eet-leercurve minder ver gevorderd. Daar zitten ze nog in ‘the single fork phase‘.
Het ‘eten met mes en vork’ is voldoende ingeburgerd en daar gaan we niet dieper op in.

Ik kom nu eindelijk tot het onderwerp van mijn grote ergernis in restaurants, mét lepels. Sommige restaurants voegen een onverstandige combinatie toe aan wat gangbaar is op de eet-leercurve.
Bij het aanreiken van frieten steken sommige restaurants twee identieke bestekken in de pot. Er zijn restaurants die twee vorken in de pot steken, andere opteren voor twee lepels.
De combinatie ‘lepel-lepel’ komt bij deze semiprofessionele restaurants het meest voor.

Tijdens mijn jarenlange observaties heb ik gemerkt dat veel mensen vlot een grijpbeweging in de pot met frieten maken waarbij ze in elke hand dan één lepel vasthouden. Het loopt nadien meestal foutief door de grove motoriek. In het bijzonder wanneer de armen moeten instaan voor een synchrone laterale beweging van de beide handen die op 5cm naast elkaar moeten blijven en waarbij er simultaan een lichte druk moet gegeven worden op beide lepels. Het kritische punt is de overschrijding van een afstand van 12 cm. Vanaf een beweging van 13cm glippen de frieten van tussen de twee lepels.

De gemakkelijkste procedure om de frieten op een respectabele manier in het bord te krijgen is de combinatie te hanteren van de twee bestekken van midden de leercurve, m.a.w. de ‘lepel-vork’-combinatie.

Deze bestekcombinatie kan vlot in één hand worden gehouden, mits een trucje… Het trucje bestaat erin de vork en de lepel in die volgorde boven elkaar te houden, met de wijsvinger ertussen en omsloten door duim en middenvinger. Wel te verstaan met beide bolle kanten van de schep naar de pink gericht.
Het hanteren van de twee bestekken naast elkaar in één hand is voor de minder geoefende restaurantbezoeker ook een waardig alternatief.

Ter illustratie van de juistheid van mijn stelling: een Chinees zie je toch ook niet eten met in elke hand één stokje. Dit is niet stabiel te houden. De combinatie ‘stokje-stokje’ is ook te hanteren in één hand!

Gaston Berghmans en Leo Martin eten chinees. Beeld uit de film Gaston en Leo in Hong Kong (1987).

Nog even ter aanvulling: mijn ervaring leert dat de lepel-vork combinatie bij het eten van desserts ook altijd spannend is om te observeren. Twijfel bij de eter is vaak goed op te merken: De ogen van de betreffende persoon bewegen dan stiekem van links naar rechts naar de buren, om zich te vergewissen: ‘in welke hand moet ik nu wat vasthouden?’ of ‘ligt het bestek wel aan de juiste kant?’.
Voor alle duidelijkheid, bij het eten van een dessert is geen dubbele laterale beweging aan de orde. U begrijpt dat het hier noodzakelijk is om in elke hand één bestek vast te houden.

Herinner dat ik u erop wees dat een lepel ook kan bijdragen tot ontspanning. Men kan zich amuseren met één lepel maar ook met twee lepels.

Een voorbeeld van een spel met één lepel: men steekt de steel in de mond en in de lepelschep legt men een knikker. Dan wordt een loopwedstrijd georganiseerd tussen de deelnemers, waarbij de knikker in de lepel moet blijven. Blijft de knikker niet liggen, dan volgt een reglement van het hanzenspel: ‘terug naar start’.

Aan een hoteltoog in het Oostenrijkse Hinterthiersee zag ik ooit een motorcross-spel met twee lepels. Twee koffielepels werden door een virtuele motocrosser met de holle kant van de lepelschep op de ogen gehouden en deden dienst als stofbril. Beide lepelstelen werden daarbij horizontaal ter hoogte van de oren gehouden. De lepelstelen deden dan dienst als de denkbeeldige handvatten van het stuur van de crossmoto. De organisator van het spel, gaf instructies aan de rijder om het parkoers goed door te komen. De motorrijder gaf gas door met de hand een draaibeweging te maken over de rechter lepelsteen. Hij kromde ook zijn rug om zich in de bochten te leggen terwijl hij toch op de barkruk bleef zitten. Bij het rijden door een gracht kreeg de nietsziende en al te brave motocrosser een glas water in het gezicht gegoten. U dient hierbij te weten, dat dit laat op de avond gebeurde.

Heb je nog gezien hoe men met twee lepels een slaginstrument maakt en deelneemt aan een muziekuitvoering. Beslist wel… Dan ga ik hier niet dieper op in.

Een ander voorbeeld van ontspanning is jezelf denkbeeldig omtoveren tot een lepel.
Het heeft betrekking op het efficiënt schikken van lepels, meer bepaald door de lepelscheppen passend in elkaar te leggen om weinig ruimte in te nemen.
Dat kan ook met jouw partner, door samen dezelfde lighouding aan te nemen. T.t.z. wél met het gat in dezelfde richting, waarbij de partner haar of zijn bips in de richting van jouw kruis drukt. We noemen deze lighouding lepeltje-lepeltje. Het aangename en ontspannende karakter van lepeltje-lepeltje kan in de praktijk in een fractie van drie seconden omslaan tot de al eerder vernoemde ergernis.
Meer bepaald wanneer het andere lepeltje een scheet laat.

Soms rook ik een sigaar

Rond het jaar 2000 organiseerde Rik, een vriend-ondernemer uit Ichtegem, vele jaren tussen Kerst en Nieuwjaar een bedrijfsfeestje. Griet en ik werden steeds, samen met enkele andere kennissen van hem, uitgenodigd. Waar of in welk restaurant het etentje zou doorgaan wisten we maar een paar uur vooraf. Het was dus steeds een verrassing.

Na de hoofdschotel waarbij de wijn meestal rijkelijk vloeide, zakten we meestal wat dieper weg op onze stoel. Dat was meer precies bij het voor de tweede keer vullen van het cognacglas.

We kregen ook steevast een kistje met mooie dikke sigaren voorgeschoteld. Voor de zekerheid bracht Rik de sigaren steeds zelf mee, want die mochten niet ontbreken.

De sigaren werden geknipt en met cederhout aangemaakt. Met ronddraaiende bewegingen probeerden we het gloeiende rood mooi rondom te krijgen… En nu en dan was het even blazen om het vlammetje aan te wakkeren. Vóór het eerste trekje dompelden we de sigaar even in de cognac.

We waanden ons geroutineerd en meenden de grandeur van het sigaarroken te kennen. Mislukte er toch iets, bijvoorbeeld het verbranden van je vingers door het cederhout tot de laatste millimeter te gebruiken… Geen erg, want het feestje werd altijd georganiseerd op 28 december, dag van de onnozele kinderen.

Mijn cognac-periode is met zekerheid toen begonnen. Nu gaat mijn voorkeur uit naar een jenevertje, maar het sigaren-ritueel is van toen én is tot vandaag gebleven!
Met een frequentie van één keer per jaar, er kan ook een tussenperiode zijn van drie jaar, durf ik op een zomerse avond, waarbij de sterren goed staan… nog eens een dikke sigaar opsteken. Dus geen gewone zomeravond, maar zo’n zwoele avond waarbij je in gedachten V.O.F. De Kunst, het lied Suzanne hoort zingen, dat de avond niet meer kapot kan en het nu gaat gebeuren…

Het gaat hem dan niet over het roken an sich, maar alles draait dan om het ontspannen en het genieten.
Daarbij hoort: Het kiezen van de juiste sigaar, eraan ruiken en die goed bevinden, de knipper tussen duim en wijsvinger houden om het topje er af te knippen, de sigaar volgens de etiquette aan het branden maken en finaal zijn poepje in het glas cognac dompelen. En dan een beetje achteroverleunen en wegzakken op de stoel.

Tot zover het éénmalige, daarna komt het repetitieve deel van het genotsmoment. Met een gekromde wijsvinger over de sigaar, die rustig naar de lippen bewegen en met een klein trekje de rook even tegen mondhemel laten passeren. Daarna een rookkringetje proberen te maken en gevolgd door het nippen van de cognac, die voor de gelegenheid geschonken is in het schoonste glas dat we in huis hebben.

Een sigaar en een stevige borrel maakt van zo’n avond een smaakvolle gelegenheid.

Over dat knippen van de sigaar gesproken.
Ik heb intussen in de barkast twee van die guillotinesnijders liggen.
Griet deed er soms beroep op. Nee, niet om te roken, maar voor een quiz op de lagere school. Ze speelden De Drie Wijzen. Je herinnert je beslist nog het humoristisch Tv-programma waarbij drie wijzen een verhaal vertellen en twee ervan liegen. Het was aan de kandidaten om het ware verhaal te raden. Vaak met Gerty Christoffels geflankeerd door Jacques Vermeire en Walter Grootaers. Die drie samen konden het best lullen. Over dat laatste wil ik het nu hebben. Griet liet de kinderen raden waarvoor mijn sigarenknipper dienstdoet. Haar verhaal was dat mijn knipper werd gebruikt voor de besnijdenis…

Voor mijn 60ste verjaardag kreeg ik van mijn dochter een pakket van Cohiba, Montechristo, Perdomo, Romeo y Julieta en ander lekkers… Met mijn frequentie van roken ben ik voor de komende 10 jaar zoet. Dat ruime tijdsbestek veroorzaakt problemen.

Om die 10 jaar te overbruggen, moest ik dus noodgedwongen mijn voorraad passende geestrijke drank aanvullen. Door in Malaga te verblijven koos ik voor Gran Duque d’Alba. Dat is een Spaanse godendrank die ik kende uit mijn cognac-periode. Vooraleer ik die brandy kocht, liet ik me de smaak terug eigen maken door als afsluiter van de avonden in de hotelbar me zo’n glas te laten inschenken.

‘Een Belg die in Spanje die drank vraagt’, daarvan moet de ober gedacht hebben, “Da’s een kenner”. Hij schonk dan ook met veel charme aan ons tafeltje de Gran Duque in.

De ober liet me iets nieuw kennen dat ook met rook te maken heeft. Ik wil het jullie niet onthouden.
Hij serveerde me samen met de Gran Duque, een glazen schoteltje met een stolpje over. Daarin smeulde een beetje kaneelhout. De ober tilde het stolpje op en bewoog het met kleine bewegingen zodanig dat de vrijgekomen kaneelgeur naar mijn neus bewoog… Heerlijk…

Je kunt het raden… In onze barkast ligt sindsdien niet alleen cederhout, maar ook zo’n houten kaneelstokjes.

In mijn barkast ligt ook nog een boekje van 7 cm op 8 cm en anderhalve centimeter dik. Het draagt de titel ‘Cigar Aficionado’s – Sigaren’ en is uitgegeven bij Lannoo.
Ik nam het boekje ter gelegenheid van deze column nog even bij de hand en voelde me meteen verplicht om wat er op het eerste flapje van de omslag staat, te citeren: “Een pleziertje, een tijdverdrijf, een passie – de geneugten van het roken van een sigaar zijn met vrijwel niets te vergelijken. Vanaf het moment dat je de brand steekt in je eerste sigaar en rustig de tijd neemt om er naar hartenlust van te genieten, maak je deel uit van een wereld die rijk is aan traditie, kameraadschap en bezieling“, Aldus Marvin R. Schanken.

In het boekje staan ook twee rooktips die ik graag deel:

  • De keuze van een drankje bij je sigaar is een kwestie van persoonlijke voorkeur en kan verschillen van gelegenheid tot gelegenheid. Traditioneel zijn een cognac of een brandy de favoriete begeleiding – de frisse, heldere smaak van deze gedestilleerde dranken houdt het gehemelte gevoelig voor de zachte smaak van een met de hand gerolde sigaar.
  • Neem niet te snel trekjes. Daardoor wordt de sigaar te heet en krijgt hij een onaangename, verbrande smaak. Eén trekje per minuut is meer dan genoeg om de sigaar aan te houden.

Uit ervaring geef ik zelf ook nog twee tips:

Tip 1:
Heb je een moeilijk stoelgang? Rook dan een sigaar.
Vóóraleer ik dit advies neerpende heb ik nog even de literatuur erop nagetrokken en blijkt dat mijn bevinding klopt, zelfs de sluitspieren zouden zich gaan ontspannen.

Tip 2:
Het is niet foutief om te zorgen dat je een volle fles Listerine mondwater in huis hebt.

Een beetje Tirol in de Dorpsstraat

“Dag Urbain!”

‘Dag Roger’ en ‘dag Marcel’ zeg ik meestal iets luider want zij wandelen aan de overkant van de straat.

Roger woont ook aan die kant van de straat en daar is ook de bakkerij en de krantenwinkel. Voor Marcel is het anders. Hij steekt al aan het kruispunt met de Zuidstraat de straat over. Hij verkiest dus om ook de andere kant van de straat te lopen, want met zijn rollator heeft hij er meer plaats. Er zijn immers geen parkeerplaatsen die daar het voetpad versmallen.

Eigenlijk zou Urbain ook beter aan de overkant lopen want hij gaat ook naar de krantenwinkel en nu sloft hij met kleine, wat onstabiele stapjes langs een nauwe doorgang tussen de geparkeerde auto’s en de huizenrij. Maar ja, dat is niet mijn zorg.

Urbain en Marcel behoren tot de oudsten die ik alle dagen in de ochtend tegenkom. Waarschijnlijk zijn onze wekkers gesynchroniseerd, want als ik laat ben, zie ik hen nog. Of misschien is het omdat zij meer tijd nodig hebben om tot in de krantenwinkel te geraken.

Als ik Urbain, Roger en Marcel aanspreek, hoor ik meteen een “daaaaaaaag Gerdi” terug. Bij Urbain ontsnappen er simultaan kleine wolkjes sigarenrook uit zijn mond. Mooi om te zien.

Mijn ochtend kan niet meer stuk.

Zo’n twee weken terug was ik nog in het Oostenrijkse Paznauntal. Daar nam ik me voor om mijn langlopend mini-projectje kenbaar te maken.

Al sinds de beginjaren 1990 vertoef ik in het voorjaar graag even in de Tiroolse Alpen. De après-ski is er als nergens anders zo goed en de gemütlichkeit is er troef.
Telkens valt het mij op hoe de lokale mensen je daar spontaan “Guten Morgen” of “Grüß Gott!“ zeggen. Ze doen dat al bij het elkaar kruisen op het voetpad, zelfs al hebben ze jou nog nooit eerder gezien.
Ik deed dit jaar ook weer met hun gewoonte mee. Daar word ik vrolijk van.
Misschien zit de Schnaps daar ook voor iets tussen.

Ooit vroeg ik mij af, of zo’n spontane ‘goede dag’ ook in Koekelare zou kunnen?
Waarom zijn wij zo koel, vroeg ik me af?
Of is dat louter tegen mij? Misschien is het omdat ze mij niet kennen, dacht ik.

Hoe kon ik die mooie gewoonte uit Tirol tot in de Dorpsstraat brengen?
Ik probeerde het.

Intussen misschien wel 20 jaar terug nam ik initiatief om elke dag in de straat consequent een ‘goedemorgen’ of een ‘goede dag’ te zeggen.
Sommigen zegden niets terug. Van anderen stond op hun gezicht te lezen “wat doetn’ dien nu?“.
Er waren mensen die dachten dat ik in de politiek zou gaan… Waarom zegt hij anders ‘goede dag’?

Ik bleef volhouden en ja, na lange tijd veranderde het.

Op den duur was ik niet meer de eerste die iets zei en ik hoorde spontaan “dag Gerdi”.
Was ik de eerste, dan hoorde ik steevast en meteen hetzelfde: “dag Gerdi”.

Kristof, de immer vrolijke schoenmaker, speelt al lang het spel mee en zorgt dat iedereen in de straat goed kan horen als hij een goede dag zegt. Mijn antwoord is erop aangepast. Ik start met een diepe stem, ga over naar iets zangerig en sluit af met een onnodig accentje dat hoger klinkt. Probeer u even in te beelden hoe ik zeg “Een goeeeeeeeeeeeie morgen deze morgen-ge-ne”.
Staat Kristof niet in straat, dan zoekt hij van achter zijn toonbank oogcontact. Hij houdt daarbij zijn arm en wijsvinger hoog gestrekt in de lucht tot ik hem groet.

Ook de groenteman en de slager, van wie hun winkeldeuren vaak openstaan, zwaaien of zeggen me van binnen een ‘goede dag’ .

Over de slager gesproken… Tijdens corona was mijn actie daar héél efficiënt uit te voeren. Ja, want slechts 3 klanten mochten binnen in de winkel staan, op van die grote ronde vloerklevers. De rest stond buiten hun beurt af te wachten. Met één ‘goede morgen’ , had ik meteen zeven vliegen in één klap. Hier had ik met weinig inspanningen een hoge trefzekerheid!

Heel anders is het op dinsdag.
Dat is de wekelijkse marktdag. Dan is er méér volk in de straat.
De eerste die ik tegen kom is Jef… Ik moet mij haasten of Jef is de eerste om ‘goede dag’ te zeggen.
En verder “hey, dag Dirck én dag Henriette”, Henriettes oogjes pinkelen dan… “dag Joris”, “dag de Rita-tjes”, ja, want beide dames noemen Rita, “dag Nicole en hoe is het met Georges?”, “dag Maria”, als die natuurlijk al uit de bruine Volvo is stapt, “dag Linda”…
Iets verder in de straat, nabij mijn kantoor is het “dag Greta” en ook de twee buurvrouwen zijn er. Op dinsdagmorgen is de korte babbel met hen iets anders, want dan lappen ze de ramen niet en wordt er niet geborsteld op de stoep.
Op dinsdagmorgen merk ik het ultieme resultaat van mijn klein projectje. Het maakt me gelukkig.

Vandaag was het ook plezierig om zien… ik zat al in mijn kantoor… Urbain was héél laat en ik zag hem nog net voor het raam passeren… en ik hoorde hem tegen iemand zeggen “een goede morgen”. Het sigarenwolkje kon het niet ruiken, maar ik zag het.

Ik beschouw mijn mini-projectje als geslaagd: Er is een beetje Tirol-gewoonte ontstaan in de Dorpsstraat.

Urbain op stap.

Marcel stierf op 10 september 2023 op 86 jarige leeftijd.


Straks ben ik 60 jaar

In mijn hersenen heeft een of ander chemisch proces, te catalogeren onder ‘onweerstaanbare drang’, mij bewogen om voor mezelf een cadeau te voorzien.

Ik zette mijn handtekening onder een bestelbon voor een scooter.

Mijn vrouw, die al maanden mijn intentie kende, maakte toen ik het haar vertelde kleine horizontale bewegingen met haar hoofd waarbij ze simultaan haar mondhoeken naar achter trok.
Ze zei niets, maar haar gelaatsuitdrukking sprak boekdelen.

Meer lezen over “Straks ben ik 60 jaar”

Over van Bovekerkes, een zoektocht naar hun afkomst en erfelijk ambt

Ik wilde al altijd graag weten hoe mijn dorp Bovekerke was ontstaan en hoe het evolueerde. Het onderwerp Bovekerke werd een ongoing-onderzoek dat misschien wel nooit zal stoppen.

Naar aanleiding van het 900-jarig bestaan van Bovekerke (2019) werden mijn bevindingen verzameld en gebundeld voor een gelegenheidspublicatie.

Omdat de directe bronnen bijzonder beperkt zijn, overwoog ik om gerelateerde onderwerpen te onderzoeken. Op die manier zou ik mijn onderwerp door randinformatie mogelijk kunnen insluiten.
Onderhavig artikel is dan ook vooral een indirecte benadering om een kijk te krijgen op de historiek van Bovekerke.

Hierna volgt een abstract van het artikel.

Meer lezen over “Over van Bovekerkes, een zoektocht naar hun afkomst en erfelijk ambt”

De mobiliteitsswitch… met een plaats voor Uber?

Door ons gemeentelijk informatieblad, De Roepsteen mei – juni 2022 p. 8-9, las ik over een nieuw Vlaams mobiliteitsinitiatief.

Afbeelding over de combimobiliteit

De accenten voor de mobiliteitsswitch liggen volgens het infoblad op:

  • frequentere busverbindingen tussen de kernen
  • flexvervoer (Hoppinbus en -taxi)
  • deelfietsen en -wagens op centrale knooppunten.

Men heeft daarbij voor ogen dat de vervoersmiddelen vlot moeten kunnen gecombineerd worden.

Meer lezen over “De mobiliteitsswitch… met een plaats voor Uber?”

Over maatregelen om het ondernemen te stimuleren en hun tegenovergestelde effect

Maart 2022. Ik hoor voor de zoveelste keer gesprekken over aannemers die ‘tot over hun oren in het werk zitten’. Het blijkt een duivelswerk te zijn om een aannemer te vinden om een opdracht uit te voeren. Vaak zou hun antwoord zijn: “Het zal niet meer voor dit jaar zijn” of “Ik zoek nog een metser, maar ik kan niemand vinden“.

De bouwsector is een van de weinige sectoren die geen grote negatieve gevolgen heeft ondervonden van corona. Meer dan de helft van de Belgen heeft zijn huis tijdens de coronacrisis gerenoveerd, terwijl dat oorspronkelijk niet gepland was“, dat weet Kamal Kharmach te vertellen in Andermans zaken, seizoen 2, Afl. 8. van 14 maart 2022.

De hoge energieprijzen hebben beslist menig particulier aangezet om hun woning beter te isoleren. Er waren misschien ook renovatiewerken om hoge leegstandsheffingen te vermijden. Combineer dit met de lage rente voor het lenen bij een bank, dan is het begrijpelijk dat velen grote werken aan hun woning hebben gestart.  

Niet te verwonderen dat het geen evidente zaak is om een aannemer vinden.

Meer lezen over “Over maatregelen om het ondernemen te stimuleren en hun tegenovergestelde effect”

WAP-studiedag met Souvenhiers

Tijdens de studiedag van het West-Vlaams Archievenplatform op 21 maart 2022 in Torhout engageerden we ons voor een panelgesprek over beeldbanken.

Souvenhiers, het beeldbank initiatief van Spaenhiers, kwam aan bod naast Beeldbank Kusterfgoed Oostende (Nathalie Franck), Westhoek verbeeldt (Nick Coorevits), Beeldbank Brugge (Dieter Viaene), Beeldbank Kortrijk (Bart Schotte) (op de foto vlnr). WAP-voorzitter en moderator voor het panelgesprek Jan D’Hondt (hoofdarchivaris stad Brugge) is uiterst links te zien op de foto.

Foto Facebook-pagina West-Vlaamse Archievenplatform

Alle voorgestelde beeldbanken worden regionaal gebruikt. Souvenhiers neemt zijn positie in, in het kust-hinterland. Van Ginter, het intergemeentelijke samenwerkingsverband, vullen Ichtegem, Torhout, Oudenburg en Koekelare de beeldbank met foto’s en krantenartikels.

Met een gemiddelde van 150 users per dag zit Souvenhiers op dezelfde lijn als de overige beeldbanken.

Proficiat aan het West-Vlaams Archievenplatform en de Stad Torhout voor de keurige organisatie van de studiedag.

Overige foto’s van de studiedag zijn te zien op de WAP-Facebook pagina.

Van waar zou de naam Hovaere(molen) toch kunnen komen?

Hovaeremolen is één van de toeristische trekpleisters van Koekelare. Bezoekers durven al eens vragen vanwaar dat de naam komt.
Het antwoord is niet evident en wie even speurt op oudere kaarten zal topniemen treffen als Oyevaertmolen en Ooievaarmolen.

In het Jaarboek 2020 van Spaenhiers verscheen het artikel “Hovaere(molen) in een historisch geografische context“.

Het artikel geeft u meer achtergrondsinformatie.